Je zou kunnen zeggen: ‘de kogel is door de kerk’. Dat zou in dit geval betekenen dat het raadsel van de dood van de Amerikaans-Palestijnse journalist Shireen Abu Akleh is opgelost. Niet dus. Na een grondig onderzoek van de kogel die haar in het hoofd trof, is een Amerikaans forensisch onderzoeksteam tot de conclusie gekomen dat een Israëlische soldaat haar hoogstwaarschijnlijk heeft gedood.
Rond deze kogel, het ultieme bewijsstuk, vond een eigenaardige stoelendans plaats. De kogel was in het bezit van het Palestijnse zelfbestuur in Ramallah. Israël oefende druk uit op Ramallah de kogel te laten onderzoeken door een Israëlisch forensisch team. Ramallah weigerde, met het argument dat zo’n Israëlisch onderzoek onbetrouwbaar is en een list om de Israëlische verantwoordelijkheid voor deze ‘misdaad’ weg te poetsen. De public relations stoelendans rond de kogel kreeg een bijzondere dimensie doordat de Amerikaanse president Joe Biden onder druk van Amerikaanse media een onafhankelijk onderzoek eiste. Hij wil klaarheid voordat hij op 13 juli een bezoek aan het Midden-Oosten brengt.
Onder Amerikaanse druk is de kogel naar Washington gevlogen en daar onder de loep genomen. Volgens het Amerikaanse forensisch onderzoek was de kogel te zeer beschadigd om definitief te kunnen vaststellen dat de kogel uit een Israëlische geweer was gekomen. Het bleef tot opluchting van Jeruzalem bij de constatering dat de verantwoordelijkheid hoogstwaarschijnlijk bij Israël ligt. Tot woede van Ramallah, waar werd betoogd dat de Amerikanen Israël weer eens de hand boven het hoofd houden. Want, zo zeggen zij, internationale media zoals CNN hebben na onderzoek geconcludeerd dat Israëlisch vuur de journalist van het leven heeft beroofd.
Eigenlijk is ook Israël niet zo tevreden en heeft bij monde van de minister van Defensie Gantz besloten het onderzoek voort te zetten, in de – wellicht ijdele – hoop dat kan worden aangetoond dat niet Israël maar Palestijnse terroristen verantwoordelijk zijn voor haar dood.
Shireen Abu Akleh, een prominente en internationaal gewaardeerde journalist van Al-Jazeera werd op 11 mei gedood tijdens een nachtelijke Israëlische militaire actie in Jenin op de bezette westelijke oever van de Jordaan. Deze tragedie vond plaats tijdens een vuurgevecht tussen Israëlische soldaten en Palestijnse strijders van het Volksfront voor de bevrijding van Palestina.
De Israëlisch voorlichtingscampagne rond dit incident heeft Jeruzalem meer kwaad dan goed gedaan. In het begin van de affaire stelde Jeruzalem op hoge poten dat niet Israël maar Palestijnse terroristen de journalist in de stegen van Jenin tijdens een fel vuurgevecht hadden gedood. Langzaam maar zeker is deze Israëlische ontkenning ontzenuwd totdat er van Amerikaanse zijde werd gesteld dat Israël hoogstwaarschijnlijk verantwoordelijkheid draagt. Wat je van het begrip ‘hoogstwaarschijnlijk’ moet denken in verband met de dood van de journalist is iets voor taalkundigen die achter de ware betekenis van dit begrip kunnen kijken.
