Ik had net een persoonlijke getint stukje over het opvallende boek van dr. Hinke Piersma over de Jodenvervolging in Nederland geschreven (volgt hieronder) toen ik van verbazing van mijn stoel viel.
AIPAC, de grootste en invloedrijkste Joodse pressiegroep in de Verenigde Staten is overstag gegaan. Overboord misschien. Howard Kohr, de uitvoerend directeur van AIPAC, is bij aankomst van premier Benjamin Netanjahoe in Washington uitgekomen voor de stichting van een Palestijnse staat naast Israël. Jarenlang heb ik over AIPAC geschreven, heb ik hun bijeenkomsten bijgewoond. En altijd werd het idee van een Palestijnse staat gebrandmerkt als verraad aan de zionistische zaak.
Heeft AIPACs ommekeer iets te maken met het vredesplan dat de aangebrande Kushner en Greenblatt bekokstoven met steun van Netanjahoe? Wordt nu ook op rechts ingezien dat links gelijk heeft dat de toekomst van Israël als een democratisch Joodse staat afhangt van vrede? Dat er geen relatie is tussen Israëls militaire macht en politieke en internationale onmacht?
Totdat voor mij duidelijk is wat Netanjahoe in het Witte Huis te horen heeft gekregen, waag ik me niet aan een diepgaande analyse van deze ommezwaai van AIPAC. Dat er iets in de diepte broeit, is me wél heel duidelijk.
Over naar het boek.
Over het oorlogsverleden van Nederlandse Joden zijn de laatste jaren opvallend veel autobiografieën verschenen. Het zojuist verschenen boek Zussen. Een oorlogsverhaal geeft een met compassie geschreven objectief beeld van de onderduiktragiek in de oorlogsdagen.
Geen wonder dat dit boek (uitgegeven bij Querido) er als een buitengewoon waardevol document over de bezetting en Jodenvervolging uitspringt. Je hoeft de dikke pillen van dr. De Jong niet te lezen om te weten en te voelen hoe het toen was.
Het verhaal over de drie zussen is namelijk geschreven door dr. Hinke Piersma, onderzoekster bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD). Ze promoveerde in 2005 op het proefschrift ‘De drie van Breda. Duitse oorlogsmisdadigers in Nederlandse gevangenschap 1945-1989.’
Hinke Piersma schetst aan de hand van de lotgevallen van drie zussen een indringend beeld van de vervolging van de Nederlandse Joden. Het verraad komt aan bod, evenals de moed van Nederlanders die hun leven in de waagschaal stelden om hun vervolgde Nederlandse Joodse medeburgers te helpen.
De opzet van het boek is zodanig dat je het leest als een goed geschreven spannende roman. Je wil weten hoe het afloopt met de drie zussen, met hun echtgenoten, kinderen en ouders. Via Westerbork zijn Auschwitz en Sobibor voor de meesten echter het eindstation.
Hinke Piersma heeft een scherp oog voor pogingen van Joden, via contacten met de Joodse Raad en de Duitse bezetter, om aan ‘te werkstelling’ in Duitsland te ontkomen.
Mij trof om persoonlijke redenen het verhaal van Sacha Horowitz, gehuwd met één van de zussen. Het lukte hem via vervalsing van een testament aan te tonen dat zijn Joodse moeder van Russisch-christelijke afkomst was. De ontjoodsing van moeder Horowitz door de Duitse bezetter betekende dat zijn kinderen als half-Joden geen ster meer hoefden te dragen en gewoon naar school konden gaan. In Amersfoort zat ik in de klas met zijn dochter Maja Horowitz op het Amersfoorts Montessori Lyceum.
Dit is slechts een detail uit een boek dat ook omschrijft hoe duivels de Duitse bezetter langzaamaan maar heel geraffineerd de Joodse Nederlanders van de rest van de bevolking isoleerde. Zo geniepig dat Joden in het begin van de bezetting het gevaar niet zagen, niet konden zien ook en zich veilig voelden.
Ik werd getroffen door de ‘goedheid’ van een Duitse onderofficier die bij een boerengezin werd ingekwartierd waar een Joods meisje was ondergedoken. “Dat zijn geen zusjes”, zei de Duitser, terwijl hij naar de dochters van de boer keek. “Ik dacht wel dat je dat zou zien”, reageerde de boer. Woorden die de Duitser volgens de schrijfster kennelijk overbluften.
“Ik zal er geen werk van maken”, zei hij.
Ik heb mijn leven ook te danken aan een ‘goede’ Duitse soldaat, die in 1944 op de boerderij in ’t Zand werd geplaatst waar ik was ondergedoken.
Hij nam me op zijn schoot en zei : “Du bist ein Jude.” Ik was toen zeven jaar en begreep dat ik in levensgevaar verkeerde. Ik verstopte me op de boerderij. Ik weet niet meer of het dezelfde dag was of de dag erna toen de soldaat me weer op zijn schoot nam. Uit de binnenzak van zijn uniform haalde hij een foto. Ik zag drie blonde meisjes. “Dat zijn mijn dochters”, zei hij. “Gehe.”
Ik begreep de situatie intuïtief. De soldaat liet me de foto van zijn dochters zien om me duidelijk te maken dat hij wel in de gaten had dat dat kleine zwartharige jongentje een Joodse onderduiker moest zijn. Hij heeft me niet verraden. Misschien omdat hij toen al besefte dat Duitsland na de invasie van Normandië de oorlog zou verliezen.
Het is natuurlijk ongewoon persoonlijke ervaringen te mengen met een beschouwing over een boek. Ik heb het toch gedaan, omdat mijn verhaal zo in het boek van Hinke Piersma had kunnen worden opgenomen.