Als Israëlische Rabbijnen voor Mensenrechten aan de bel trekken, is er iets ernstigs aan de hand. Maandag kreeg ik, zoals veel anderen, een e-mail van deze organisatie waarin ik werd opgeroepen met spoed mijn elektronische stem te laten horen tegen de verdrijving van 40.000 Bedoeïenen uit hun dorpen - volgens Israël illegale woonplaatsen - en de confiscatie van de helft van hun land. Doe het snel, voordat het te laat is, voordat dit onrecht onze Joodse waarden beschaamt, was de essentie van de oproep.
Ik had nog zeven uur de tijd want de zitting van de Knesset, het parlement, zou om vijf uur ’s middags beginnen. Daar, zo waarschuwden de rabbijnen, zou het zwaard van Damocles het hart van de Israëlische democratie verwonden. De techniek staat voor niets. En dus zocht ik op mijn computer naar het live-debat in de Knesset over het voorstel de 40.000 Bedoeïenen uit hun dorpen te verdrijven en, weliswaar tegen geldelijke compensatie, land af te pakken. Landjepik dus. Als tegenprestatie zal de staat Israël de helft van het land dat in handen van de Bedoeïenen blijft, erkennen en als hun wettelijke bezit registreren.
“Stop de ontheiliging van de naam van Hasheem,” schreven de rabbijnen. “Happy are those who act justly, who do right all the time.” Deze organisatie van rabbijnen die voor de mensenrechten opkomt had in de email ook een video geplaatst waarin met schrijnende beelden een parallel werd getrokken tussen de verdrijving van Joden in Rusland uit hun woongebied ten tijde van de Tsaar aan het einde van de negentiende eeuw, en de reeds plaatsgevonden vernietiging van Bedoeïenendorpen.
Israël zegt de Negevgronden nodig te hebben voor haar economische ontwikkeling waarvan ook de Bedoeïenen zullen profiteren. Maar dat willen deze nomaden niet. Zij willen vasthouden aan hun weidegronden voor hun schapen, geiten en kamelen, zij willen niet in steden wonen maar in hun grote zwarte tenten blijven waar de verkoelende woestijnwind doorheen blaast.
De emoties tijdens het Knessetdebat over de herverdeling van het land in de Negevwoestijn liepen hoog op. Alsof ze voor de Palestijnse zaak vochten, verscheurden Arabische parlementariërs achter elkaar op het spreekgestoelte het gehate wetsvoorstel. Een van hen riep zelfs op tot een intifada van de Bedoeïenen.
Het wetsvoorstel werd in eerste lezing met een piepkleine meerderheid – 43 tegen 40 stemmen - aangenomen en is nu in een parlementscommissie beland. Ik heb begrepen dat premier Benjamin Netanjahoe weinig voor het wetsvoorstel in zijn huidige vorm voelt. Dat een zo kleine meerderheid vóór stemde en ook parlementariërs uit de regeringscoalitie tegen stemden is een aanwijzing dat de strijd van Rabbijnen voor Mensenrechten voor de Bedoeïenen nog niet verloren is.
Misschien herinneren de parlementariërs zich nog wel dat Bedoeïenen vaak als spoorzoekers in de voorste gelederen in het Israëlische leger dienen. Ik kan het slechts hopen. Laat Joodse waarden in de Joodse staat prevaleren. Dat is niet alleen van belang voor de Bedoeïenen, voor het imago van Israël, maar ook voor Joden in de diaspora die te vaak moeten worstelen tussen hun loyaliteit aan de staat Israël en hun rechtsgevoel. Bij mij is dat in ieder geval zo.