Hebt u wel eens van de Kinderen van Teheran gehoord? Wel, het zijn rond de 1200 Joodse kinderen uit Oost-Europese landen die er in 1942 in slaagden aan de moordzucht van de nazi’s te ontsnappen. Geholpen door onder andere Joodse verzetsstrijders, kwamen deze wezen via Teheran in 1943 in het onder Brits mandaat staande Palestina aan. Ze zijn goed door de Jisjoew ontvangen en zijn naar ik aanneem waardevolle burgers van de staat Israël geworden.
Belast met de zware morele schuld voor de massamoord op het Europese jodendom heeft Duitsland in het raam van de herstelbetalingen miljarden marken gestort in de Israëlische schatkist. Die enorme bedragen waren niet alleen bedoeld om Israël op te bouwen, maar ook om de overlevenden van de sjoa een menswaardig bestaan te gunnen in hun nieuwe vaderland. Te vaak heb ik in Israël gelezen en gehoord dat op onbegrijpelijke wijze de staat Israël ten aanzien van de overlevenden schromelijk tekort is geschoten. Het Duitse schuldgeld bleef in de Jeruzalemse schatkisten en bereikte mondjesmaat de vaak zeer behoeftige overlevenden van de sjoa in Israël. Nog steeds heb ik niet kunnen doorgronden waarom de gezagsdragers in Israël zo gierig zijn geweest in het ondersteunen van de deze categorie burgers. Gierig? Het is misschien te mooi gezegd. Schandalig is het!
Waarom kaart ik dit nu aan in mijn Crescas-column? Ik was stomverbaasd toen ik dezer dagen in Israël in Ha’aretz een grote advertentie zag met als aanhef: De staat Israël tegen de kinderen van Teheran. Waar gaat het om? Uit de tekst van deze advertentie in de krant van 10 november blijkt dat een rechter in Tel Aviv de nog levende Kinderen van Teheran een bedrag van 50.000 shekel (ruim 10.000 euro) heeft toegekend. De rechtbank leidde dit recht op uitkering af van de Duitse herstelbetalingen aan Israël. Je zou het niet willen geloven, maar de staat Israël is tegen dit besluit van de rechtbank in Tel Aviv in hoger beroep gegaan! “Wij doen een beroep op de minister van financiën, Yair Lapid, het hoger beroep in te trekken en te stoppen met het mishandelen van de nog maar weinige, levende overlevenden van de sjoa,” staat er met grote zwarte letters in de advertentie. Deze minister moet daar wel gevoelig voor zijn, want zijn vader overleefde de Hongaarse sjoa.
Premier Benjamin Netanjahoe voert een sterke psychologische en politieke campagne tegen een mogelijk akkoord tussen de grote mogendheden en Iran over het opheffen van de economische sancties tegen Teheran, in ruil voor een einde aan de Iraanse nucleaire militaire ambitie. Hij waarschuwt voor een nieuwe sjoa als Iran wel wordt ontlast van de economische sancties maar de mogelijkheid een atoomwapen te ontwikkelen, behoudt. Het is opvallend hoe vaak Netanjahoe de sjoa aanhaalt om zijn anti-Iraanse en anti-Palestijnse beleid te rechtvaardigen. Het zou mooi zijn als hij zijn invloed zou aanwenden om het schandalige hoger beroep tegen de Kinderen van Teheran in te trekken en Israël bevrijdt van deze schande.