Ik had deze column willen beginnen met een vraag: wat nu, na de oorlog? Maar een nieuwsflits uit Israël zette me op scherp: “De Israëlische Arabieren zouden ons hebben afgeslacht als we niet sterk waren geweest.”
Wie vond het nodig om de groeiende kloof van wantrouwen en haat tussen Joden en Arabieren nog verder te vergroten in plaats van toenadering te zoeken? Het was de oud-minister van defensie Moshe Ayalon die aangewakkerde Joodse haat tegen de Arabische burgers in Israël aanwakkerde.
Als je hele leven in het teken heeft gestaan van het bestrijden van de Arabieren, ben je met haat en wantrouwen bevlekt. Dan zegt je innerlijk kompas dat Israël zonder atoomwapens, raketten, gevechtsvliegtuigen en Amerikaanse militaire en politieke hulp geen veilige plaats voor Joden is. Die gedachte moet door het hoofd van de minister van Defensie Moshe Dayan zijn gegaan toen hij in 1973, daags na Grote Verzoendag, zei dat het ‘Derde Huis’ in gevaar was, doelende op de staat Israël als opvolger van de twee verwoeste tempels in Jeruzalem.
Wat nu? Na de oorlog? Natuurlijk geef ik mijn door diepe Israëlische ervaring en observatie gevormde mening weer.
Ik schrijf nu een zin waarvan de woorden mij pijn doen. En geloof me, het is echt geen zelfhaat, maar oprechte bezorgdheid over de ontwikkelingen in Israël en de gevolgen daarvan voor Israëls veiligheid. In 1967 heb ik bij de Klaagmuur gezien en gevoeld dat het zionisme in een messiaanse trance kwam. Dat de terugkeer naar de plaats waar de tempels hebben gestaan, naar Judea en Samaria, het zionistische experiment op een dwaalspoor heeft gezet.
Israëlische trots over hetgeen werd bereikt in 1967 kreeg een nationalistische lading die Israël heeft gebracht waar het nu is.
Waar is Israël dan nu? Religieuze zionistische fascisten marcheren onder de Israëlische vlag door Oost-Jeruzalem langs huizen die worden bewoond door Palestijnen en die met huisuitzetting worden bedreigd. Ze voeren daarbij leuzen als: “Dood aan de Arabieren. We zullen jullie het land uitgooien.”
Wat daar allemaal aan vooraf is gegaan, laat ik over aan het geheugen van de lezers. Maar dat ik als Sjoa-overlevende, die de Duitsers nog Amersfoort heb zien binnentrekken, dat in Israël moet horen, is de ondermijning van de zionistische hoop die mij naar Israël bracht.
Wat nu?
Ik kan daar kort over zijn. Er moet een einde komen aan de bezetting en ‘men’ moet aanvaarden dat er een Palestijnse staat naast Israël komt. Geloof me, dat is de uitweg uit het labyrint van haat en wantrouwen. En die kan voorkomen dat een minister van Defensie in de toekomst nog eens zal zeggen dat het ‘Derde Huis’ op omvallen staat.
Tot slot: ik pleit de Arabische landen en Palestijnen niet vrij van het voortduren van het conflict in al zijn vormen.
Het gaat echter om ons, om onze waarden in de op de onafhankelijkheidsverklaring gefundeerde Joodse staat, waarin de tien geboden de basis vormen.