Leiders die journalistieke kritiek niet kunnen verdragen, zijn vastgelopen in een tunnelvisie. Ze twijfelen om welke reden dan ook niet aan hun eigen gelijk. Tijdens een paar ontspannende dagen in Nederland heeft premier Benjamin Netanyahoe in een onbewaakt moment twee kranten als Israël’s gevaarlijkste vijanden genoemd. Tenminste dat schreven enkele kranten, waarna een bliksemsnelle ontkenning van Netanyahoe volgde.
Ik kan me er wel iets bij voorstellen waarom hij zo gebeten is op de Israëlische krant Ha’aretz en op de New York Times. Ik lees beide kranten dagelijks. Lof wordt hem in de kolommen van deze twee kranten niet toegezwaaid. Ze zitten hem vrijwel dagelijks op zijn huid. Van alle columnisten in de Vrije Wereld is Thomas Friedman ongetwijfeld zijn ‘grootste vijand’. Daar begrijp ik wel iets van. Friedman kent het Midden-Oosten als geen andere westerse journalist. Hij was correspondent in Israël, in Beiroet en hij is nu al jaren de reizende diplomatieke correspondent van de invloedrijkste krant ter wereld met toegang tot Arabische leiders. In zijn stukken in de New York Times oefent hij bittere kritiek uit op de anti-Palestijnse politiek van Netanyahoe. Het geloof in diens vredeswil heeft hij allang opgegeven. Friedman ziet Israël afdrijven naar een akelig internationaal isolement en draagt daar met zijn scherpe pen ook toe bij. Ik weet het natuurlijk niet, maar soms ademen zijn artikelen de geest van president Barack Obama met wie hij een vertrouwensrelatie schijnt te hebben. Een lunch op het Witte Huis en Friedman weet weer precies wat hij kan schrijven. Het is daarom voor iedereen die zich in Israël interesseert van belang deze Amerikaans-Joodse columnist te volgen. Friedman weerspiegelt de Amerikaanse politiek. Dan weet je wel dat het niet botert tussen Netanyahoe en Obama, dat de Amerikaan als een zwaar gewicht op de rug van de Israëli zit om te voorkomen dat de machtige Israëlische luchtmacht opstijgt richting Iran.
Het is jammer en ook niet handig dat Netanyahoe de New York Times in het vijandelijke kamp plaatst. Per slot van rekening is Friedman geen Israël-hater maar bezorgd over Israëls toekomst. Dat is ook de strekking van de opinie en andere artikelen in Ha’aretz. Daar moet Netanyahoe zich wel dood aan ergeren. Iedere dag opnieuw wordt zijn politiek over de kling gejaagd. Ha’aretz waarschuwt voortdurend in de meest scherpe bewoordingen voor de catastrofale gevolgen van zijn populistische nationalistische politiek, vooral waar het gaat om de Palestijnse kwestie. De invloed van Ha’aretz reikt verder dan de 60.000 abonnees in Israël. Op de redacties van de kranten in de wereld openen de redacteuren iedere dag de gratis Engelse online versie van Ha’aretz. Ha’aretz is voor hen de informatiebron over Israël. CIDI en Israëls diplomaten kunnen daar echt niet tegen op. Israël wordt in de belangrijkste kranten ter wereld gemeten naar de criteria die Ha’aretz voor Netanyahoe hanteert. Die zijn op zichzelf acceptabel. Ha’aretz staat voor vrede, mensenrechten en sociale rechtvaardigheid. Het blad blaakt van idealisme. Dat is mooi, maar soms komt dit idealisme in conflict met de realiteit. Zeker de realiteit zoals Netanyahoe die ervaart. Die ziet alleen maar gevaren, die wil Israël voor een nieuwe holocaust behoeden, die heeft geen millimeter vertrouwen in Palestijnen en Arabieren. Dat verklaart Netanyahoe’s woede over twee kranten die hem ook de andere kant van de medaille willen laten zien. Maar om de New York Times en Ha’aretz als Israëls grootste vijanden te stempelen, is een straat te ver. Netanyahoe kalmeer! Voer geen schijngevechten met de pers, maar lees, luister en denk.