Inmiddels heeft zo'n beetje iedereen er wel een beetje last van: PPS – het Pre-Pesach Syndroom. Is alles schoon, is er ergens nog een hoekje dat we over het hoofd hebben gezien, wat doen we met de magnetron – wel of niet geschikt maken voor Pesach, het beddegoed, zijn er genoeg klapstoeltjes voor de gasten, en hebben we genoeg mooie wijnglazen? Pesach bapetach – koelanoe beMetach (zoiets als: Pesach staat voor de deur, we zijn allemaal vol spanning…) gilde mijn vrouw vrolijk om 7:45 uur deze week. Zo, nu is iedereen wel wakker dacht ze. Daar ga ik niet mee discussiëren, dacht ik wijselijk, want je hebt positieve spanning en negatieve. En wat bedoel je precies als je zegt dat iets voor de deur staat? Is het een gast die voor de deur staat en feestelijk binnengeleid moet worden, of wordt de voordeur geblokkeerd en kan je er niet uit? En toch, in al die goede wil en inspanningen kan je soms iets voor de hand liggends over het hoofd zien.
Zo heb ik eens meegemaakt dat men, nadat het hele huis minutieus was schoongemaakt voor Pesach, midden in Pesach ontdekte dat al die tijd een aangebroken pak meel vrolijk op de aanrecht stond. Iedereen had er overheen gekeken. Tja, wat nu? Nou was vroeger de consensus dat meel niet chameets is en er dus niet zo veel aan de hand was, maar tegenwoordig zijn er slimmerikken die wijzen op het feit dat graan ‘gewassen’ wordt vóór het malen om zo de schilletjes er beter vanaf te krijgen. En ja, dan zou dat meel zo maar chameets kunnen zijn. Wat dan weer tot allerlei vragen leidt zoals wat je moet doen met het meel: verkopen, opmaken voor Pesach, of gewoon laten staan in een kast met spulletjes die niet echt chameets zijn maar niet gebruikt mogen worden.
Tja, dat is natuurlijk ook het leuke op Pesach, al die verschillende gewoontes. Althans op papier dan. In de praktijk is het haast onmogelijk geworden om bij elkaar op bezoek te komen op Pesach en samen de maaltijd te nuttigen. De één eet geen kitniyot maar bedoelt daar alleen rijst mee. Weer een ander (een gewoonte van sommige Marokkanen geloof ik), eten weer geen choumous en kikkererwten. Asjkenaziem verbieden alle peulvruchten en ook alles wat op zaad lijkt: sesam, komijn, mosterdzaad etc. Sommigen eten ook geen pinda’s. Weer anderen eten geen matzes die met water in aanraking komen: geen matzeballen, allerei gerechten met matzemeel, koek etc. En dan heb ik het nog niet eens over mensen die allergisch zijn en het hele jaar door al een beperkt dieet hebben.
Glutenvrije matzes bestaan tegenwoordig ook, maar dat is wel even oppassen. Als die namelijk van mais en rijst (of lupinemeel) zijn gemaakt, dan zijn ze inderdaad glutenvrij. Maar je kunt er niet mee voldoen aan de mitzwe van matze eten op de 1e avond van Pesach. Het bestaan van glutenvrije matzes is in feite paradoxaal, omdat matzes alleen gemaakt kunnen worden van haver, rogge, spelt, tarwe of gerst, de vijf graansoorten die chameets kunnen worden.
Een andere oplossing is gevonden door ene rabbijn Kastenbaum uit Engeland, vader van een dochter met zware glutenallergie (coeliakie). Twintig jaar van zijn leven was hij op zoek naar een graansoort die van nature geen gluten bevat. Het bracht hem na een lange zoektocht in Frankrijk, Israel, Groot Brittanië en de VS naar Schotland, waar een stuk land was met daarop een haversoort zonder gluten.
Kastenbaum – zelf chemicus – zaaide hiermee een groter stuk land in dat hem in staat stelde grotere hoeveelheden meel te produceren die gebruikt kunnen worden voor de productie van glutenvrije matzes, waar je óók nog de mitswe mee kunt doen! Uiteraard was er een hele reeks experimenten nodig om goede matzes te krijgen (deeg zonder gluten valt eerder uit elkaar). Wie Hebreeuws leest kan het hele stukje hierover lezen in een Sichat Hasjawoe’a uit 2004 . Boekweit en quinoa zijn overigens geen chameets maar volgens sommigen weer wel kitniyot…Kijk hier maar.
Wat ook leuk is dat geen enkele seider hetzelfde is – iedereen heeft zijn eigen gewoontes, zowel van de groep waartoe hij behoort, het land waar hij vandaan komt, of de eigen familiegebruiken. Of een gewoonte die je bij iemand anders thuis hebt gezien en zo inspirerend/leuk vond dat je hem overneemt in je eigen huis. Het leuke van het Jodendom is dat bijna alles wel ergens besproken wordt in een tekst. Zodat je altijd wel discussie krijgt, en niemand het écht goed doet, maar niemand ook écht fout zit… Behalve natuurlijk als je bij de seider vrolijk in een vers, geurend kadetje bijt in plaats van een droge, bruingeblakerde matze… Neem nou de seiderschotel – wat leg je wel en niet op die schotel? En wat is de volgorde? Volgens mij bestaan er op zijn minst 3 verschillende manieren om de schoteltjes met de symbolen te rangschikken: de kabbalistische Luriaanse manier, de gewone Asjkenazische manier, en die van de Gaon van Vilna. Sommigen hebben trouwens helemaal geen volgorde en leggen alles gewoon op één grote schaal. Voor een plaatje van Luria versus de Gaon – kijk in dit boek.
Tja en dan zoiets ogenschijnlijks triviaals als het laten wegdruppelen van wat wijn bij het uitspreken van de tien plagen. Daar is ook weer een hele literatuur over te schrijven (beetje overdreven, maar toch): gooi je wat van de wijn weg door de beker schuin te houden, of doe je het met je vinger? Zo ja met welke: je wijsvinger of de pink? En moet je alle wijn weggooien of juist niet? En moet je de beker niet juist bijvullen hierna, ook als je maar een klein beetje wijn elke keer weggooit? En wisten jullie dat je in totaal 16x iets van de wijn moet weggooien – zo staat het in de glosse van Isserlies en het Minhag-boek van de Mahari’l. En waarop laat je de wijn lopen: een servetje, een bordje, of – volgens de kabbalisten – een goedkoop aardewerken, gebroken bord? En volgens hen moet je daarna het kapotte bakje samen met de wijn weggooien. Kortom: het is weer feest! Chag same’ach!