In januari was het 11 jaar geleden dat J. overleed, een goede kennis uit Hongarije die ik sinds 1996 kende. Veel te jong overleed hij aan de gevolgen van een ongeneeslijke hersentumor. Met J., die verder geen hogere opleiding had genoten, kon ik boeiende gesprekken hebben – vooral over het leven in communistisch Hongarije. Dat was nu net de reden geweest dat hij midden jaren ’80 naar Nederland was gevlucht. Een vlucht die niet al te plezierig was geweest, begreep ik, en hem langs vele plaatsen had gebracht. Aangekomen in Nederland, kreeg hij direct de vluchtelingenstatus en niet veel later het Nederlanderschap. Echt vrolijk was J. niet, hoewel hij wel een levensgenieter was – hij hield bijvoorbeeld van cultfilms, musea en literatuur. Het verplichte meedoen aan de activiteiten en oefeningen van de Rode Pioniers had blijkbaar zijn tol geëist …
Van het leven in communistisch Hongarije was hij licht paranoïde geraakt, vertelde hij eens half serieus, een gevoel dat ik als Jood helaas makkelijk kon plaatsen. Van J. dacht ik overigens altijd dat hij iets Jiddisj had in zijn familie-achtergrond. Zo nam hij eens, toen ik hem nog maar pas kende, een fles wijn uit Hongarije voor me mee. Kosjere wijn, speciaal in de kosjere winkel van Boedapest gehaald. Maar hoe wist hij dat eigenlijk, dat orthodoxe Joden geen wijn drinken die niet onder rabbinaal toezicht is bereid, vroeg ik me destijds af. Bij een andere gelegenheid vertelde hij hoe zijn vader hem als jongen een huis had laten zien bij hen in de straat. “Kijk,” had zijn vader gewezen, “in dat huis zaten Joden ondergedoken vanwege de nazi’s.” Omdat het huis niet in al te beste omstandigheden meer verkeerde en de trap van het huis grotendeels kapot was geschoten, namen de Duitsers niet de moeite om naar boven te klimmen en te kijken of zich daar Joden bevonden.
Wanneer de kust veilig was, klommen de Joden dan weer naar beneden het huis uit, op zoek naar voedsel en drinken, om vervolgens weer terug te keren naar hun schuilplaats. Zoiets. Ook wist zijn vader te vertellen hoe de Russen, toen ze in 1945 Boedapest ‘bevrijdden’, Duitse soldaten en een niet gering aantal Hongaren meenamen die verdacht waren van collaboratie met de nazi’s. Gewoon op vrachtwagens geladen en meegenomen – van de Hongaren werd nooit meer iets vernomen. Dit laatste zou zich in 1956 herhalen, begreep ik uit zijn verhalen … Waarom vertelde die vader dat eigenlijk allemaal aan zijn jonge zoon J.? Door zijn familiegeschiedenis en zijn eigen leven in het communistische Hongarije, had hij een gevoelige antenne voor foute ontwikkelingen zoals populistische politiek die gevoed wordt door onderbuikgevoelens, en allerlei ideologieën en ‘ismen’ die een bepaald machtsmisbruik en manipulatie herbergen. Niet geheel ten onrechte denk ik dan weer …
De laatste jaren van zijn leven vond hij Nederland veranderd, unheimlicher geworden. Onder andere merkbaar aan de discussies, eind jaren ’90 al, over allochtonen, asielzoekers, vluchtelingen en vreemdelingen. Ik herinner me nog jaren geleden een discussie in de media over privacy – een issue dat toen op begon te komen – en ik meen dat het onder andere over cameratoezicht ging (tegenwoordig is de hele openbare ruimte volgehangen met camera’s die voorlopig niet meer weggaan …) die we beiden hadden gevolgd. Voorstanders beriepen zich toen al op het argument ‘dat wie niets te verbergen heeft, niet bang hoeft te zijn.’ Een argument dat je nu ook nog kunt horen. J. ergerde zich hier kapot aan, hij vond dit een fascistoïde argument. Iedereen heeft iets te verbergen en kan er ook voor kiezen om dat te doen, zei hij ongeveer. Een ervaringsdeskundige uit een regime in een niet ver verleden waar informatievergaring over burgers een zeer belangrijke plaats innam. Uiteraard met de beste ideologische en patriottische bedoelingen …
Gisteren hoorde ik een interview met Wilders op BNR. Hij was boos op Spekman die hem ‘een gevaar voor de democratie had genoemd’ en hem hiermee demoniseerde. Spekman is inderdaad wel wat erg makkelijk en snel in zijn politieke analyse en zou ook naar zijn eigen partijkoers van de afgelopen 20 jaar kunnen kijken. Misschien is de koers van de gehele politiek (en de samenleving) wat bedenkelijk geweest, doordat die zich te veel heeft laten leiden door de waan van de dag (de ratings en de polls), extreme marktwerking-mantra’s of doorgeslagen technocratie zonder ethisch-morele veren?
En ja, dat in zijn geheel is misschien wel slecht voor de democratie. Is het de afgelopen 15-20 jaar beter toeven in Nederland dan daarvoor, of is de teneur unheimlicher geworden? Vertrouwen we elkaar meer of minder dan voorheen? Hebben we het idee dat het veiliger of onveiliger is geworden – waarbij de feiten helaas niet van belang lijken te zijn (feitenvrije politiek? Lees het lezenswaardige stuk van Ruud Koole hierover).
We willen elk probleem meteen doorpakken, oplossen, terugsturen, opheffen, vastzetten, screenen, monitoren, er data over verzamelen – kortom het ‘geen woorden maar daden’ waar vaak onheil uit is voortgekomen. Wat me weer bij de nieuwe nationale sport brengt, de sport van het bedreigen van politici – vooral raadsleden staan onder druk. Ik citeer uit een berichtje op Teletekst van NOS (pag. 111): ‘Zeven procent van de raadsleden heeft de afgelopen maanden te maken gehad met bedreiging. Van hen werd bijna de helft via sociale media bedreigd, 40 procent 'face-to-face' en 36 procent via mail, telefoon of post, blijkt uit onderzoek van raadslid.nu, waaraan 31 procent van alle raadsleden in Nederland meedeed.’
Maar ook: ‘Bijna een kwart van de raadsleden denken dat hun collega's hun stemgedrag onder invloed van agressie aanpassen.’ Een verpeste sfeer in het politieke debat lijkt in ieder geval dus niet bevorderlijk voor het democratische klimaat in een land – uit welke hoek die agressie dan ook komt. Overigens is het dan weer apart hoe de concurrent, RTL-nieuws, dit op zijn Teletekst brengt – ziet u het verschil? (Hint: onder andere de kop).
Tot slot wijs ik u nog even op het bizarre bericht op nu.nl, met de kop ‘Laat dementen vrijwillig proefpersoon zijn’, dat opent met de frase: ‘Mensen met dementie moeten zelf kunnen beslissen of ze mee willen doen aan een medisch onderzoek. Daarvoor pleit gezondheidswetenschapper Karin Jongsma in haar proefschrift, schrijft de Volkskrant maandag.'
En laat u (niet) bang maken door het artikel van Ruben Gischler in het NIW over het antisemitisme onder Syriërs in Syrië (?), maar bedenk wel dat ruim 11% van de Syrische bevolking dood of gewond is. Kortom gelukzoekers die vluchtelingen!
Sjabbat sjalom!