Zo, Pesach is weer achter de rug. Voor een jaar zijn we weer vrij, totdat we ontdekken dat we vastzitten in onze vaste gewoontes, gedragspatronen, gedachten en vooroordelen. Dan kan de hele Uittocht weer opnieuw beginnen. De bevrijding vieren, vinden we overigens relatief makkelijk: wie wil zich niet identificeren met de Israëlieten die als overwinnaars – beladen met goud en zilver – Egypte uittrekken? We vertellen het verhaal, versterken de groepsidentiteit en zijn trots op ons Joods-zijn. We laten onze nesjomme natuurlijk geen kou lijden: we eten en drinken goed, dekken de tafel mooi en zijn op ons Pesach-best gekleed. Tegenwoordig is het niet ongewoon om met Pesach in een mooi en super-kosjer hotel te zitten.
Toch is een aanvullend perspectief op Pesach mogelijk en wenselijk. De Uittocht is namelijk iets dat we ons volgens de rabbijnen élke dag moeten herinneren. Om één of andere reden is onze wekelijkse sjabbat voor velen vooral met de Schepping verbonden, en minder met de sociaal-economische boodschap van gelijkheid. Eén dag per week zijn rijke en slaaf gelijk en mogen niet werken – de uitvinding van de sjabbesgoj als constante in een Joodse gemeenschap of zelfs Joodse staat is een omzeilen van deze wet. In de tweede versie van de Tien Geboden wordt sjabbat dan ook expliciet met de Uittocht verbonden:
15 Want gij zult gedenken, dat gij dienstknechten in het land Egypte geweest zijt, en dat de Here, uw God, u vandaar heeft uitgeleid met een sterke hand en met een uitgestrekte arm; daarom heeft u de Here, uw God, geboden de sabbatdag te houden (Dewariem 5 / Deut. 5. NBG)
Niet echt een pleidooi voor de 24-uurs economie dus.
Maar er is meer. Hoofdstuk 15 van Dewariem opent met een oproep tot medeleven en vrijgevigheid ten opzichte van de minderbedeelden. De opening behandelt de kwijtschelding van de schulden in het sjemita-jaar, het sjabbat-jaar. Ook dit voorschrift wordt helaas in het latere rabbijnse jodendom omzeild, hoewel het waarschijnlijk nooit de bedoeling was van de humane Hillel om deze wet in praktijk buiten werking te zetten door zijn Prozbul-constructie. De Tora roept de beter bedeelden op om ook met het naderende sjemita-jaar de knip niet gesloten te houden, maar de arme tóch te lenen – ondanks het feit dat de lening zal vervallen in het 7e jaar. Ook draagt de Tora op om de behoeftige in dienst te nemen als bediende of slaaf, maar niet één die geëxploiteerd mag worden. Ook mag deze periode niet langer duren dan maximaal 6 jaar, totdat het sjemita-jaar aanbreekt:
13 En wanneer gij hem vrij laat weggaan, zult gij hem niet met lege handen laten gaan;
14 Gij zult hem met mildheid meegeven van uw kleinvee, van uw dorsvloer en uw perskuip; van datgene waarmee de Here, uw God, u gezegend heeft, zult gij hem geven. (Dewariem / Deut. 15, NBG)
Zelfs de bijbelse slaaf krijgt dus een ontslagvergoeding: men mag hem niet met lege handen heensturen. Als motivatie voor dit alles geeft de Tora als slot van deze passage: Gij zult gedenken, dat gij een dienstknecht geweest zijt in het land Egypte, en dat de Here, uw God, u bevrijd heeft; daarom geef ik u heden dit gebod. (Dewariem/Deut. 15:15. NBG).
Behalve het vieren van de vrijheid gaat het dus ook om identificatie met de have-nots. Juist omdát we zelf slaaf waren in Egypte. Op die manier is de bevrijding van Pesach inderdaad iets dat ons leven elke dag beheerst, zoals de rabbijnen al zeiden. Dit gaat ons misschien moeilijker af – het is altijd makkelijker en verleidelijker om ons te identificeren met de sterken en overwinnaars in plaats van met de losers. De wil van God, zei men vroeger. Eigen schuld, dikke bult – zeggen we dan nu tegen onszelf. Of: participatiesamenleving, zelfredzaamheid – terwijl sommige mensen dat gewoon niet kunnen en niet zijn. Survival of the fittest, zei het sociaal-darwinisme dat aan de wieg stond van de maatschappij die het fascisme en het nazisme mogelijk maakte. Untermenschen zeiden de nazi’s.
Enkele weken geleden liep ik in Utrecht op weg naar mijn werk daar op de universiteit. Mijn oog viel voor het eerst op een lange gevelsteen: Centraal Israelitisch Weeshuis stond er op. Nog nooit op gelet in die ruim twee jaar dat ik over de Nieuwe Gracht liep.
Het bleek om een voormalig Joods weeshuis te gaan. Een plaquette ter nagedachtenis aan de weggevoerde weeskinderen en hun begeleiders sierde de gevel:
Of die weeskinderen daar écht een veilig huis hebben gevonden, zoals op de plaquette te lezen is, is naar onze maatstaven nog maar de vraag. Een artikel door Langenber & van Zeben (2000), dat ik op internet vond, beschrijft dit weeshuis nog als een nobel initiatief in een tijd (eind 19e eeuw) waarin men alweer geen oog had voor de minderbedeelden – alle mooie woorden ten spijt. Het was pas de post-sjoa periode die in West-Europa grotendeels een einde maakte aan de misstanden van de oude wereld, die in de 19e eeuw ondanks de technologische revolutie en de zich aandienende moderniteit een dieptepunt bereikte. Door de sjoa ligt het accent echter vooral op die duistere periode van vijf jaar. Een valse nostalgie over de vooroorlogse periode ligt dan op de loer.
Wanneer u deze column leest, is het donderdag Jom haSjoa geweest. Dit jaar is de herdenking in Amsterdam op donderdag 17 april ’s avonds geweest. Opmerkelijk, omdat in Israël – het grootste Joodse centrum samen met de VS – het vooral woensdagavond de 16e ’s avonds wordt herdacht. Donderdagavond is het alweer uitgaande Jom Hasjoa, omdat alle Joodse speciale kalenderdagen ’s avonds beginnen. Sommige gemeenten in de VS volgen de correcte Israëlische logica in deze. Merkwaardig genoeg zijn er herdenkingen op totaal andere data in Groot-Brittannië, en wel op zondag de 19e april. Raar dat men er niet in slaagt om deze dag op één datum te herdenken.
In Amsterdam was er zoals elk jaar de herdenking in de Hollandsche Schouwburg. Dit jaar echter was minister-president Rutte prominent als spreker aanwezig. Een opmerkelijke keuze voor een politicus als spreker als je het programma bekijkt van de afgelopen jaren. Met een politicus als spreker loop je al gauw het gevaar dat een herdenking een politiek karakter krijgt – iets dat je dient te vermijden, wat in Israël ook al niet lukte. Indien premier Rutte slechts aanwezig is als minister-president dan is het raar dat niet ook de vice-premier en andere volksvertegenwoordigers een prominente plaats krijgen. Ook in Israël valt er helaas nog wel wat af te dingen op het omzetten van het herdenken van de sjoa naar handelen en realiseren van een rechtvaardige samenleving. Zoals bijna elk jaar verscheen ook nu weer een rapport over de erbarmelijke toestand waarin 45.000 holocaust-overlevenden hun laatste jaren in de Joodse staat slijten, aldus Yediot.
In het Joodse denken is herdenken altijd verbonden met handelen – zachor (herinneren) en sjamor (in acht nemen).
Wie één mensenleven in stand houdt, is alsof hij een hele wereld in stand houdt. (Misjna Sanhedrien 4:5).
Sjabbat sjalom!