De rust van vakantie is maar betrekkelijk, want soms is vakantie gewoon werken – een project dat zo perfect mogelijk wordt vormgegeven. Daarnaast leidt massatoerisme ertoe dat iedereen min of meer beetje naar dezelfde dingen toegaat, omdat men dezelfde websites, advertenties en reisgidsen leest of tips uit het sociale netwerk krijgt (compleet met vakantiefoto’s). Of je echt uitgerust en fris thuiskomt, is dan de vraag. Men waarschuwt tegenwoordig dan ook voor een burn-out bij terugkomst van vakantie, of voor een scheiding die opeens een feit wordt.
Waar je ook naartoe gaat, jezelf neem je uiteraard altijd mee – hoe leuk het uitzicht, hotel of de attractie ook is. Alleen, het is wat anders als ook de omgeving meewerkt om je te blijven herinneren aan wie en wat je bent – zie mijn column van vorige week. Dat overkwam ons ook op de terugweg, toen we Saarbrücken aan deden.
Saarbrücken is de hoofdstad van het Saarland. Een industriestad – in de regio wordt onder andere veel staal gemaakt – maar ook een winkelstad. Ik heb nog nooit zulke grote winkelfilialen gezien als daar. En er is uiteraard een oude stad, die echter wat tegenvalt in vergelijking met de andere Duitse steden waar we al geweest zijn. Wel hebben we het gevoel dat de stad erg groot is en zich uitspreid over een aanzienlijk oppervlak. Thuisgekomen google ik het even na. Inderdaad is het oppervlak van de stad relatief erg groot op het aantal inwoners (nog geen 200.000): 167 vierkante kilometer, maar circa vijftig minder dan Amsterdam. Saarbrücken is in oppervlakte groter dan Utrecht, maar ook dan Jeruzalem, dat in oppervlak weer veel kleiner is dan ik dacht en dus veel drukker bevolkt (uitgedrukt in aantal bewoners per vierkante kilometer zelfs drukker dan Amsterdam).
Bij de entree van ons hotel hing een bordje dat meteen best confronterend werkte.
Een voormalig Gestapo-kamp, dicht bij het hotel blijkbaar. Niet echt het vakantiegevoel dat je wilt. Even bekruipt me het unheimische gevoel dat het kamp misschien wel óp de plek van het hotel stond, maar ik schud die gedachte snel van me af. Thuisgekomen lijkt het hotel na enig zoekwerk wel degelijk op de plek van Gestapo-kamp Neue Bremm te hebben gestaan, waar honderden mensen de dood in werden gejaagd. Naast het hotel is een monument dat de ambivalentie van de plek moet uitdrukken: “The memorial … confronts the visitors with the ambivalent character of the place: yesterday a camp, nowadays a hotel.”
Enfin, wat verder van het hotel af vinden we ook een bordje richting de Joodse begraafplaats – in Saarbrücken werden al in de 13e eeuw Joden gesignaleerd.
Eenmaal thuis willen we het vakantiegevoel zo lang mogelijk vasthouden – hoewel ik wel al een beetje aan het werk moet. Dus besluiten we wat leuke dingen met de kinderen te gaan doen. Een klimattractie in het Amsterdamse Bos samen met de kinderen van mijn broer en schoonzus. De eerste horde is een soort rangeerprobleem: er bestaan verschillende parcours, maar die kloppen dan net weer niet qua leeftijd van onze kinderen. Waardoor een kind dan toch weer in zijn uppie een heel parcours door zou moeten klimmen, en dat vindt hij of zij uiteraard niet leuk (zeker niet als één dochter van mij verklaart misschien toch wel een soort van hoogtevrees te hebben …). Na hierop de nodige algoritmes te hebben losgelaten, komt er een oplossing waarin de juiste routes worden gekozen en de kinderen toch in paren of gedrieën kunnen klimmen.
Net nadat ik me hier psychisch op heb voorbereid, komt er een verontrustend whatsappje binnen bij een van mijn dochters. Het is mijn neef, die zegt dat de attractie voor vandaag al is volgeboekt – heeft-ie ergens op een app of zo gezien. Nog maar een keer bellen – nee hoor, “we hebben nog gewoon plaats voor vandaag”. Maar dan belt mijn schoonzus op. Of mijn vrouw weet dat het morgen een kortingsdag is bij die attractie – dat heeft ze gehoord van iemand uit haar digitale vriendennetwerk. De toegangsprijs is best hoog, dus dan maar morgen. Dan veranderen de plannen opnieuw – de ANWB schijnt voor leden korting te geven voor de attractie. Toch maar vandaag?
Even later hoor ik mijn vrouw opnieuw op opgewonden toon aan de telefoon – een bekende grootgrutter blijkt nog een betere actie te hebben: het tweede toegangskaartje gratis. Of we zegels of volle spaarkaarten hebben. We hadden net een dag eerder boodschappen gedaan maar geen zegels gekregen, want zelf gescand … Boodschappen die goed waren voor minstens vijf zegels. Dan maar even naar een ander dichtbij gelegen filiaal van de grootgrutter om te kijken of ik een spaarkaart kan krijgen en de zegels van de aankopen van gisteren. “Als u de bon nog heeft, krijgt u de zegels voor uw boodschappen van gisteren”, zegt de dame vriendelijk. Terug naar huis. Waar was die bon ook alweer gebleven? Met het nodige kunst en vliegwerk (en netwerken) liggen er in relatief korte tijd twee volle spaarkaarten op onze tafel.
Door de spaarkaarten kunnen we ook vandaag nog genieten van een fikse korting – elk tweede kaartje gratis, en het vijfde kind zal via de ANWB-actie toch goedkoper mee kunnen. Maar, zijn er op zo’n korte termijn wel kaartjes te krijgen? Na enig heen-en-weer gebel en gemail kunnen we even later zelf vijf toegangskaartjes printen. “Als jullie snel hier zijn, dan kun je nog om drie uur beginnen”, zegt de vrouw van de klimattractie. En dus haasten we ons naar het bos met vijf kinderen die nog in de veronderstelling leven dat ze morgen pas in bomen zouden klimmen.
Welkom in de wereld van Een Dagje Uit 2.0. Misschien gewoon voor iedereen permanent een lagere prijs vragen dan via dit soort rare acties?
Sjabbat sjalom