Dinsdagavond. Koortsachtig probeer ik in het duister de weg naar Oosterbeek te vinden. Want de wegen zijn in dit gedeelte van Nederland maar matig verlicht. Her-en-der duiken verwijzingen op naar “Operatie Market Garden” van september 1944 (Een brug te ver): een begraafplaats met gevallen Britse soldaten, een herdenkingsplaats en het Airborne Museum ‘Hartenstein’. Via ‘Plein 40-45’ moet ik naar mijn bestemming zien te komen: het Leerhuis Oosterbeek. “De herdenking aan de oorlog is hier nog levend”, zal een oudere man later op de avond zeggen. Want Oosterbeek heeft zwaar geleden onder het oorlogsgeweld van 1944 (zie: link) Maar, blijkbaar een herdenking die vooral met het militaire aspect te maken heeft. Woonden er Joden in Oosterbeek voor de oorlog? Vast wel, hoewel het waarschijnlijk geen grote gemeente zal zijn geweest. ‘Dat ga ik opzoeken op Internet’, beloof ik mezelf. Oosterbeek behoorde voor de oorlog tot de Joodse Gemeente Wageningen, lees ik later. Maar ook toen waren natuurlijk niet alle Joden aangesloten bij de Joodse Gemeente ...Er blijken 10 Joden uit Oosterbeek geregistreerd te staan op de lijst van oorlogsslachtoffers.
Geheel naar de traditie kom ik te laat, een kleine tien minuten dit keer. “Heeft u de weg makkelijk kunnen vinden”, vraagt de vriendelijke doch zenuwachtige vrouw. Om er vervolgens meteen aan toe te voegen: “we zaten al in spanning te wachten, komt ie nou, of komt ie niet”. Ik mompel wat over dat het “voor een Amsterdammer buiten de stad nu eenmaal buitenland is en de weg moeilijk te vinden is”. Ook wijs ik haar met een knipoog op het belang van geloof. “Túúrlijk komt hij, maar je moet wel geloven”. Het ijs is gebroken.
Na de gebruikelijke inleiding door de voorzitter waarin enkele biografische details over mijzelf de revue passeren, kan ik van start. Zo’n 35 toehoorders zitten vol verwachting te luisteren wat deze Randstad-Jood te vertellen heeft over de rol van Jeruzalem tijdens de Eerste Tempel. Jeruzalem blijkt het jaarthema van het leerhuis te zijn, dat al 35 jaar actief is en blijkbaar – aan het aantal bezoekers te zien – nog springlevend is. Er zijn zelfs wat mensen van rond de 45-50 aanwezig – en een enkele jonge dame. Voor de rest heeft het publiek al de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Zoals dat in veel leerhuizen het geval is.
In Nederland opereren sinds de jaren ’70 van de vorige eeuw tientallen leerhuizen, volgens sommigen zelfs meer dan 100! Sommige leerhuizen opereren binnen kerkelijke structuren, andere zijn zelfstandige, onafhankelijke stichtingen. In deze leerhuizen komen voornamelijk Christenen samen – met soms een enkele verdwaalde Jood – om over Tenach en haar thema’s te praten, zoals die in de Joodse traditie begrepen worden. Men probeert vervolgens voor zichzelf een link tussen jodendom en christendom te leggen. Leerhuizen vind je bijvoorbeeld in plaatsen als Meerssen, Zwijndrecht, Driebergen, Arnhem, Oosterbeek, Noordwijk en Deventer. Veel van de leerhuizen vergrijzen en maken een moeilijke periode door. Sommige leerhuizen zijn inmiddels zelfs gestopt. Het is vaak niet gelukt om de jongere generaties te interesseren voor het fenomeen leerhuis.
Het woord ‘Leerhuis’ is de Nederlandse vertaling van het Joodse Beth ha-Midrasj, de leerschool waar men op informele wijze al minstens 2000 jaar de Joodse traditie bestudeert. Iedereen is zowel leraar als leerling – er is een horizontale verbinding met je medestudenten en een verticale met je leermeester(s) en je eigen leerlingen. Want je kunt volgens deze Joodse visie zowel ván iedereen iets leren als áán iedereen onderwijzen. Van je leermeesters, medestudenten en je leerlingen kun je leren, maar omgekeerd onderwijs jij weer aan je eigen leerlingen of medestudenten. Of leert jouw eigen leermeester weer iets van jou. En leren betekent natuurlijk niet alleen teksten lezen, maar ook vanuit het leven zelf leren. Hoe ga je in allerlei situaties met je medemens om, hoe eet je, hoe praat je, hoe moet je je in het badhuis gedragen, op het toilet, tijdens de seks, et cetera. De rabbijnse geschriften staan vol met dit soort informele lessen die onderweg, tijdens de maaltijd, of in het badhuis gegeven worden.
Het moderne leerhuis gaat terug op het ‘Freien Jüdischen Lehrhaus’ van Franz Rosenzweig, Buber en anderen, in het vooroorlogse Frankfurt-am-Main. Dat richtte zich oorspronkelijk op de seculiere Joodse burgers met een goede opleiding, die weinig of geen bindingen hadden met de Joodse traditie, ter versterking van hun Joodse identiteit. Centraal in het leerhuis van Rosenzweig en Buber stond de bestudering van de Tenach, die vanuit het Hebreeuws bestudeerd werd.
In Nederland zijn de leerhuizen door verschillende bronnen geïnspireerd. De christelijke theoloog Miskotte richtte al in 1941 een Leerhuis op, waarin aandacht voor het Oude Testament en het luisteren naar wat de Joodse traditie leert centraal stonden – de vragen en antwoorden van Joden over bijbelse thematiek. In de jaren ’60 van de vorige eeuw waren onder invloed van de tijdsgeest waarin de Kerk toenadering tot het jodendom zocht al enkele leerhuizen actief. Door inzet van Christelijke zijde van mensen als Kroon, Ramselaar en Folkertsma en van Joodse zijde van H. van Praag en J. Soetendorp. De grote vlucht van de leerhuisbeweging kwam echter in de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw, mede onder invloed van rabbijn Yehuda Aschkenasy, die het belangrijk vond om ook niet-Joden bekend te maken met de Joodse bronnen. Leerlingen van Aschkenasy zijn nog actief in leerhuizen door het hele land.
De Joodse participatie in Leerhuizen was van begin af minimaal. Maar dat geldt ook voor de interreligieuze dialoog in zijn geheel, zoals die bijvoorbeeld uitgedragen wordt door het OJEC (Overlegorgaan Joden en Christenen). De Nederlands-Joodse gemeenschap is door WOII een kleine, beschadigde groep geworden die begrijpelijkerwijs vooral gericht is op opbouw in eigen kring en minder met de blik naar buiten. Men wil vooral met rust gelaten worden. Daarnaast heerst er toch nog altijd wantrouwen: wat willen die Christenen nu écht van ons? Niet geheel onbegrijpelijk gezien de geschiedenis ... Paradoxaal genoeg is de interreligieuze dialoog – waarin de leerhuizen een rol spelen – nu misschien nog wel belangrijker dan 30-40 jaar geleden. De religieuze spanningen zijn immers toegenomen in de wereld. In het multiculturele woud van Nederland is de Joodse gemeenschap maar een piepklein groepje. De schuld van de sjoa en de automatische identificatie met de Staat Israël van christelijke zijde, zijn langzamerhand aan het verdwijnen, naarmate WOII verder weg is en de samenleving ingrijpend verandert qua cultuur en discours. Praten mét is altijd beter dan praten over...