Paul Damen zei het vorige week al: “Schrijven over Israël is net als voetbal – iedereen heeft er verstand van.” Hoewel de toevoeging ‘meestal geen’ (verstand van) beter op zijn plaats zou zijn. Je kunt, als je de discussies tussen voor- en tegenstanders ziet, soms nauwelijks begrijpen dat men het over hetzelfde land, dezelfde samenleving, politiek en conflict heeft. Iedereen heeft wel zijn mening klaar over de Groene Lijn, (Oost-)Jeruzalem, de Tempelberg, de Golan-hoogtes, de Gazastrook, nederzettingen enzovoorts zonder de dingen (plekken) misschien ooit fysiek te hebben bekeken en onderzocht (wat uiteraard niet betekent dat je dus nooit een mening kan / mag hebben over zaken die je niet zelf persoonlijk hebt gezien of ervaren). Vaak geldt dan ook de stelregel: het is nooit zo slecht als de tegenstanders zeggen, maar ook nooit zo rooskleurig als de voorstanders beweren. Misschien moet men extreem kritische Israël-bashers een ticket geven naar Israël in de hoop dat men wat genuanceerder terugkomt, of in ieder geval gefundeerder qua mening. Want vanuit Nederland vanachter je beeldschermpje een mening vormen, is natuurlijk wel wat makkelijk …
Maar ook wie als buitenlander wel op vakantie komt in Israël, ziet doorgaans een ander Israël dan Israëli’s zelf. Als toerist verdiep je je tijdens je vakantie nu eenmaal niet in allerlei problemen van een land. Je zit lekker in een stad aan de kust, in een luxe hotel en ziet vooral veel andere toeristen. Je gaat uiteraard niet die gebieden bezoeken waar het wel eens spannend zou kunnen worden. Of een wat achtergebleven stadje in de Negev bezoeken waar weinig spectaculairs is te beleven. Waarom zou je een nieuwe ultra-orthodoxe stad als Beitar-Illit (buiten de Groene Lijn), of een ultra-wijk in Beth Sjemesj bezoeken als de reisgids zegt dat je voor authentiek ultra-orthodox leven in de Jeruzalemse wijken Me’a Sja’ariem en Ge’oela moet zijn (“Hier lijkt de tijd stil te hebben gestaan”, et cetera …)? Het blijven dus vooral toeristische uitstapjes die je maakt. Niets mis mee, maar niet per se de manier om een land echt te leren kennen.
Hoe vaak ben ik zelf eigenlijk in Oost-Jeruzalem, Nazereth, Bethlechem of dé ‘Bezette Gebieden’ geweest? – vroeg ik me af bij mijn recente bezoek aan Israël, afgelopen week, vanwege een familiebezoek omdat mijn vader werd geopereerd. Hoewel ik niet de doorsnee toerist ben, zie ik toch maar een klein gedeelte van Israël – zowel fysiek als qua ideeënwereld. Toch wil ik hier enkele van mijn observaties met u delen. Allereerst het ziekenhuis – of beter het enorme ziekenhuiscomplex van Tel-Hashomer / Shiba dat een kleine stad vormt. Je kan niet anders dan onder de indruk zijn van het enorm hoge niveau van de medische wetenschap in Israël. En dat in slechts een kleine zeventig jaar. In het herstellingsgedeelte waar mijn vader verblijft, zie je een doorsnede van de Israëlische samenleving: ultra-orthodoxe Joden, gehaakte keppeltjesdragers, Russen, seculiere sabra’s, Oriëntaalse en asjkenazische Joden, Ethiopiërs en Arabieren zitten gezamenlijk aan de maaltijd. Ieder aan een eigen tafeltje, maar toch … Gezondheid en ziekte behoren tot de universele menselijke zorgen en inspanningen.
Dan is er uiteraard de onvermijdelijke stereotiepe taxichauffeur. Zodra hij hoort dat ik uit Nederland komt, zegt hij dat “de moslims straks heel Europa gaan overnemen”. Vriendelijk leg ik uit dat islam en Arabieren toch een genuanceerder palet zijn aan opvattingen, culturele context en regionale oorsprong dan hij denkt. “Nou vooruit, dan niet alle moslims.” Om meteen terug te komen met de vraag of ik Joods of Nederlander ben. Ik zeg dat ik de vraag niet begrijp. “Gewoon, wat ben je het meest, Joods of Nederlander.” Tja, waarom is het of-of, waarom niet en-en, denk ik ondertussen. Ik revancheer door te vragen waar zijn familie eigenlijk oorspronkelijk vandaan komt. “Irak”, zegt hij. “O”, zeg ik plagerig, “dan ben je zelf ook een Arabier, of wacht een Irakees. Nee, Jood – of toch Israëli?” “Israëli”, bromt hij. Na nog enkele koetjes-en-kalfjes te hebben uitgewisseld, zegt hij bij het afscheid dat ik nog wel eens aan hem zal denken als het in Europa verkeerd gaat.
En dan is er natuurlijk dat kleine boekhandeltje in Rechovot, waar op de tafel met nieuwe boeken ook enkele kritische boeken liggen naar aanleiding van vijftig jaar na de Zesdaagse Oorlog. Boeken met het woord ‘bezetting’ in de titel, zoals de bundel 1967-2017: 50 schrijvers en schrijfsters uit de wereld schrijven over de bezetting (Engels: The Kingdom of Olives and Ash, Writers Confront The Occupation). Een bundel onder redactie van Michael Chabon en Ayelet Waldman, waarin ook een essay van Arnon Grünberg is opgenomen, waarvan eerder al een bewerking in NRC heeft gestaan. Deze bundel komt gelijktijdig in verschillende talen uit, waaronder Duits, Engels, Hebreeuws, Nederlands en Arabisch. In Joods -Nederland hoor en zie je weinig over dit soort boeken. Onterecht denk ik. Ook als denkbeelden je niet aanstaan, is het soms handig er toch kennis van te nemen, als was het maar om je eigen mening nog meer te verfijnen en conflicterende meningen adequaat te kunnen weerleggen en van repliek te kunnen dienen.
Sjabbat sjalom!