We hebben net Sjawoeot gevierd, een feest met twee betekenissen: een historische en een natuurlijke. Met de natuurlijke bedoelen we dat het een oogstfeest is, zoals Pesach dat overigens ook is. Daarnaast verwijst het naar een historische gebeurtenis: de Openbaring op de berg Sinaï waarbij de Tien Woorden, die de hele Tora bevatten, tot de mens kwamen.
Vandaar het feest van het 'geven van onze Tora'. Maar, opvallend genoeg is de betekenis van Sjawoeot als oogstfeest vrijwel verdwenen. Bij Pesach is dat eigenlijk ook zo – het is vooral de herinnering aan de Uittocht die centraal staat. Dat het ooit nog iets te maken had met landbouw is aan weinig meer te merken. De Tora lijkt juist weer de natuurlijke betekenis van Sjawoeot te benadrukken, terwijl bij Pesach de historische betekenis centraal staat. Allemaal het gevolg van de verwoesting van de Tempel en de ballingschap.
Maar misschien ook wel omdat al gedurende langere tijd de transitie plaatsvindt van een agrarische samenleving naar een stedelijke omgeving en later de bijbehorende technisch-industriële revolutie. We zijn ons vooral tot exacte tijd gaan verhouden, één die steeds nauwkeuriger wordt bijgehouden in kalenders, horloges en andere uurwerken/meetapparatuur. Iets is bovendien vooral waar als het echt heeft plaatsgevonden in een gebeurtenis die zoveel mogelijk valt te berekenen en beschrijven. De herinnering aan het geven van de Tora is natuurlijk iets dat overal kan worden meegenomen in de traditie. Wat ook helpt is dat de Openbaring zelf volgens de traditie ook al plaatsvond buiten het Land Israël en dus strikt gezien niet aan het Beloofde Land is gebonden.
De Tora is bij de berg Sinaï gegeven, onderdeel van de Sinaï-woestijn. Aan de woestijn als locatie worden positieve eigenschappen verbonden die een verklaring moeten geven waarom de Tora juist in de woestijn is gegeven en niet ergens anders. Allereerst bescheidenheid – de woestijn is een lage plaats en symboliseert nederigheid bij het leerproces. Wie vol is, leert niets meer bij. Daarnaast staat de woestijn voor openbaar gebied – het is zonder eigenaar, van niemand. Dáárom is de Tora niet in Israël gegeven, opdat geen stam tegen de andere stammen kan zeggen dat de Tora op zijn gebied is gegeven en hem als eerste behoort. Ook kan Israël geen eigenaar zijn over de Tora en haar aldus aan de volkeren ontzeggen.
Maar wat is een woestijn nu eigenlijk? Dat lijkt een wat simplistische vraag maar als we de Tora bekijken, dan lijken daar twee beelden van te bestaan: een dorre plek, waar niets groeit, met schorpioenen en slangen. Of zoals we lezen in Dewariem: "een vormloos woestijnland (tohoe, zie Bereesjiet 1:2) van gehuil in de wildernis…" (32:10). Niet echt een leuke plek, waar het moeilijk overleven is en water en voedsel schaars zijn. Toch lijkt er ook een ander beeld van de woestijn te bestaan – waar je zo af en toe een oase vindt. In Elim waren er zelfs twaalf waterbronnen en zeventig palmbomen (Sjemot 15:27). Maar, we lezen ook over Mosjé die het vee van zijn schoonvader Jitro ver in de woestijn meeneemt en daar laat grazen. Blijkbaar groeit er dus wel wat en is het beeld minder bedreigend dan uit de eerdere teksten.
Dan is er nog de stam van het woord woestijn in het Hebreeuws – midbar. Dat komt van de stam d-b-r dat leiden, voeren betekent omdat men de dieren naar deze plekken leidt om te grazen. Het is dus eerder een droge plek waar geen landbouw te beoefenen valt, maar zeker niet geheel dor en kaal. Blijkbaar zijn er dus twee soorten woestijn in de Tenach – één plek die wij meestal met een echte woestijn associëren en een ander gebied dat eerder een steppe-achtig landschap is. Hier groeien wel grassen en is water te vinden – tenminste als je de weg kent …
Sjabbat sjalom!