Volgende week is het Sjawoeot. Dat betekent dat er alweer vijftig dagen voorbij zijn sinds Pesach. In coronatijden verandert je tijdsbesef, doordat voor veel mensen het dagelijkse ritme anders is dan normaal. Van fysieke bevrijding naar spirituele bevrijding. Want hoewel men het vaak heeft over het 'juk van de geboden' – en dit door sommigen theologisch gezien als negatief wordt gezien – bestaat er ook een ander idee in het Jodendom. Namelijk de Openbaring en de bijbehorende opdrachten als vrijheid – omdat de mens zich volledig ontwikkelt en vrijmaakt van elk menselijk keurslijf. In plaats daarvan kiest hij er uit volle overtuiging voor om het hogere te dienen. De Misjna in Pirké Avot (Spreuken der Vaderen) zegt het zo: “En de [stenen] tafelen waren het werk van God en het schrift was Goddelijk schrift – ingegrift [charoet] op de tafelen. Lees niet 'ingegrift' – charoet – maar cheroet, vrijheid! Want er is geen vrijheid anders dan van de mens die intensief met de Tora bezig is…” (Pirké Avot 6:2)
Daarom werd deze commitment aangegaan in de woestijn – een plek die ontdaan is van elke vorm van menselijke structuur, civilisatie en techniek. Alleen daar kan de mens zich verplichten tot zijn hoogste roeping. Deze grote nadruk op vrijheid is ook de reden voor het afwijzen van slavernij door de Tora. De mens dient idealiter alleen God, niet zijn medemens. Dat is ook de reden dat bij veel ethische en morele voorschriften in de Tora wordt verwezen naar de Uittocht uit Egypte, waar men fysiek vrij werd om vervolgens op Sjawoeot geestelijk vrij te worden. Pesach en Sjawoeot horen namelijk onlosmakelijk bij elkaar – daarom is een andere naam voor Sjawoeot ook 'Atseret', Slotfeest. Omdat het één lange periode van vijftig dagen afsluit. Volgens Yediot moet overigens ook Israël zich zorgen maken over de klimatologische ontwikkelingen – deze week werden temperaturen van 45 graden en hoger gemeten. Als het zo doorgaat zal Israël in 2100 grotendeels woestijn zijn, somberen experts.
Wat gebeurde er daar eigenlijk bij de berg Sinaï? Wat hoorde men nu eigenlijk echt? Wat was er zo beangstigend aan het gebeuren dat men het idee had dat men stierf – of misschien wel beter: herboren werd. Hoe kan de 'stem' van God zo overweldigend zijn als de profeet Elija (1 Koningen 19:12) Gods aanwezigheid juist omschrijft als de “stem van een ijle stilte” (kol demama daka)? Nu krijg je bij dit soort theologische bespiegelingen soms het gevoel dat het wel erg hoog gegrepen is en wat zweverig klinkt. Gelukkig is daar het boek Ruth, dat we traditiegetrouw op Sjawoeot lezen om de zaken wat in een meer aards daglicht te zetten. En om te laten zien dat de Tora niet in de hemel is, maar gewoon voor de mens en door de mens op aarde gestalte krijgt.
Er zijn veel antwoorden gegeven op de vraag waarom men juist Ruth leest met Sjawoeot. Ik hou het ongeveer op de volgende reden. Ruth is een verhaal over trouw, verantwoordelijkheid, rechtvaardigheid (en gastvrijheid). Precies de waarden en eigenschappen waaruit het Verbond bij Sinaï bestaat en waarlangs het wordt uitgewerkt in de wetgeving in de Tora. Dit prachtige Bijbelboek – of eigenlijk een rol (megilla), omdat deze vroeger op rollen werden geschreven – gaat over de Moabitische vrouw Ruth die als jonge weduwe haar schoonmoeder Naomi achterna gaat – zowel fysiek als geestelijk. Even ter herinnering: Moab is een vijandig land dat in Dewariem (Deuteronomium) op weinig positieve wijze wordt beschreven. Ook Naomi heeft de nodige tragiek achter de rug – zij verliest haar man Elimelech, haar beide zonen Machlon en Kiljon, en haar status door haar migratie naar Moab. Wanneer beiden naar Erets Jisraeel terugkeren, is hun financiële basis zeer wankel – ze leven van de aren die Ruth uit de velden raapt en naar de Bijbelse wetgeving mag houden (hoewel ze niet-Israëlitisch is).
Sleutelwoord in dit verhaal over Ruth, Naomi en Boaz is het Hebreeuwse go'el – losser, maar eerder 'verlosser'. Het woord voor verlossing is immers ge'oelah (en van verlosser, ook in messiaanse zin – go'el). Boaz – een familielid van de man van Naomi – neemt zijn verantwoordelijkheid en koopt het voormalige bezit van Naomi's man terug, zoals de Tora dat (min of meer) voorschrijft. Dat erfgoed zou het eigendom zijn geworden van de man van Ruth, maar deze overleed net als zijn vader en zijn broer. Bovendien neemt hij ook de zorg voor de jonge weduwe Ruth op zich door haar als vrouw te nemen. Om de familie helemaal in ere te herstellen moet er natuurlijk ook een kind worden geboren uit dit huwelijk om de naam (en eer/status) van de dode als het ware voort te laten bestaan. Dat zal Ovad zijn, de opa van niemand minder dan koning David. Die ook de voorvader van de toekomstige Masjiach is – we noemen deze immers de Masjiach, Ben David – zoon van David.
Toeval of niet – we lezen altijd vlak vóór Sjawoeot de parsjiot Behar en Bechoekotai. Laat nu in beide parsjiot het begrip van (ver)losser en lossing een centrale plaats innemen. Elk vijftigste jaar is het een Joweljaar – jubeljaar – waarin dienaren/ laven vrijkomen en verkochte landgoederen weer aan de oorspronkelijke eigenaar toevallen. Zo wordt aan de waarde van vrijheid concreet vormgegeven in de Tora, door de hele economie en haar wetten hierop te baseren. Aan het einde van het stuk over het Jubeljaar sluit de Tora af met: “En in het hele land, dat u in bezit heeft, zult u (ver)lossing [ge'oelah] voor het land toestaan” (Wajikra 25:24). Het recht van de verkoper van zijn voorouderlijke bezit om dit weer terug te kopen of krijgen is een vorm van verlossing. Wie een huis verkoopt, kan dat ook weer 'verlossen' en terugkopen – de tijdsduur van dit recht hangt af van de plek waar dit huis staat, in een stad met muur of open nederzetting (25:29-31). En wie aan lager wal is geraakt en zich als loonslaaf aan iemand anders heeft moeten verkopen/verhuren kan en moet door zijn familie worden vrijgekocht – worden verlost (25:47-52).
Verlossing heeft dus ook zeer aardse tonen – het herstel van iemands waardigheid, bestemming en bezit waardoor hij of zij vrij is. Verlossing komt niet alleen van God – de mens moet zijn deel hiervan doen. Dit is de belangrijkste opdracht die voortvloeit uit de Openbaring van Sinaï.
Sjabbat sjalom en chag sameach!