De verhalen over de aartsvaders (avot) in Berésjiet zijn intrigerend. Ze tonen deze voorouders en 'pioniers' van het volk Israël met al hun menselijke trekjes. Tegelijkertijd is de Tora geen echt geschiedenisboek, maar ook zeker geen roman. Veel informatie over cruciale personages blijft wat onvolledig in de ogen van de lezer. Het is de rabbijnse Midrasj-traditie en -uitleg die deze personen voorziet van aanvullende informatie. Het leidt er wel toe dat er bijvoorbeeld meerdere personages lijken te ontstaan van één oorspronkelijke hoofdfiguur.
Neem nou Awraham. Daar zijn op zijn minst drie versies van te maken uit de tradities die rond deze persoon zijn ontstaan. Allereerst is er de verbinder, de man die zijn naaste centraal zet. De activist die zich inzet voor een betere wereld – een die gelooft in de ene God en diens waarden.
Volgens de Midrasj doet hij dit echter op een zeer aardse wijze – hij heeft een soort hotel waar hij voorbijgangers eten, drinken en slaapplaats biedt. Dat is althans de wending die de Midrasj geeft aan het vers dat stelt dat Awraham een tamarisk plant, een esjel (a-sj-l – Berésjiet 21:33). Het planten van bomen is niet iets dat men direct in verband brengt met deze voorvader, dus ziet men het woord esjel als acroniem voor eten (achilah), drinken (sjtijah) en slapen (linah). Of zijn tent die volgens een Midrasj geopend was naar alle vier windrichtingen om geen enkele voorbijganger te missen om zijn gastvrijheid mee te delen. Tegelijkertijd zou hij het gesprek zijn aangegaan tijdens deze aardse maaltijden – over wie de wereld heeft gemaakt en bestierd. God dus, en daarom zou het mooi zijn als de mensen hun dankbaarheid aan God tonen als weldoener en niet aan Awraham. Awraham als een soort van missionair persoon. De Tora zelf houdt het erop dat de aartsvader de weg belichaamt van rechtvaardigheid (tsedaka) en recht (misjpat) – toch niet helemaal hetzelfde, denk ik, als het beeld dat de Midrasj schept.
Maar er is ook Awraham de filosoof en leraar, althans dat is de wijze waarop Maimonides de aartsvader beschrijft in zijn codex de Misjné Tora. De man die door rationeel onderzoek tot het erkennen van Gods bestaan komt als Schepper van hemel en aarde. Vervolgens gaat Awraham de discussie aan met zijn tijdgenoten. Dit schrijft Maimonides er zelf over: “… Hoewel nog een kind, begon hij zich voortdurend af te vragen: hoe is het mogelijk dat het universum/de aardbol blijft draaien zonder dat iemand het bestuurt? En wie laat het dan draaien, het draait toch niet uit zichzelf? (…) Hij woonde in Oer Kasdim tussen de dwaze afgodendienaren (…) maar zijn hart ging op onderzoek uit en kreeg inzicht, begreep de weg van waarheid en gerechtigheid vanuit zijn juiste inzicht. Hij besefte dat er één God was die het universum beheerst, dat Hij alles schiep en dat er geen andere God is (…) en dat de hele wereld het fout had. En dat wat hen deed afdwalen van de waarheid hun dienst aan de sterren en vormen was …
Hierna begon hij “… met de inwoners van Oer Kasdim te debatteren en deelde hen mee dat zij niet de weg van de waarheid volgden. Hij vernielde hun afgodsbeelden en begon het volk te leren dat het passend is om alleen de God van de wereld te dienen …”
Niet echt de verbinder in deze visie die (groten)deels is gebaseerd op Midrasj-tradities, maar aangevuld met de interpretatie en focus van Maimonides. Door zijn tegendraadse opvattingen moet Awraham naar Charan vluchten, waar zijn missie onverminderd doorgaat.
“In Charan begon hij met luide stem alle mensen aan te spreken en hen mee te delen dat er in de hele wereld slechts één God is die men gepast moet dienen. Hij ging overal naar toe – stad naar stad, land naar land – en riep de mensen aan, verzamelde hen telkens totdat hij in het land Kanaän kwam waar hij Gods bestaan continu bleef verkondigen – zoals er staat: ‘En hij riep daar de Naam van de Eeuwige, de God van de wereld, aan (Bereesjiet 21:33)…’.” (Maimonides, Wetten over afgodendienst, H. 1:3).
De rabbijnen zetten hier op een bepaalde manier het genre voort van het hervertelde/herschreven/bewerkte Bijbelverhaal zoals we dat kennen uit sommige bronnen uit de Tweede Tempel-periode. Het boek Jubileeën en de Henoch-tradities vertellen op hun manier bepaalde tradities en verhalen uit Berésjiet – vooral het verhaal van de gevallen engelen als 'zonen van God' die op aarde komen, en de mensheid verkeerde kennis leren en de personage van Henoch/Chanoch spelen hierin een belangrijke rol. De gevallen engelen leren de mensen bijvoorbeeld tovenarij, metaalbewerking c.q. wapens maken en astrologie, zaken die de mensheid corrumperen. En natuurlijk de wezens die worden geboren door de seksuele vermenging tussen hemelbewoners en mensen. En ook het zogenaamde Genesis Apocryphon, dat in grot 1 van Qumran werd gevonden, vertelt op eigen wijze verhalen rond personages uit Berésjiet: Lemech, Noach en Awraham.
Veel details die in de Bijbelverhalen onduidelijk zijn, worden hier in een echt verhaal verteld. Neem de versie over de vlucht van Awraham en Sarah naar Egypte vanwege de hongersnood in Kenaän: welke weg namen ze naar Egypte en hoe kwam Awraham op het idee om te zeggen dat Sarah zijn zus was en niet zijn vrouw? Antwoord 1: Awraham neemt de weg langs de Carmona-rivier en hij moet al de zeven vertakkingen van de rivier over. Antwoord 2: Awraham droomt over een cederboom en een mooie palmboom. Dan komen er mensen die proberen de ceder om te hakken, maar de mooie palmboom laten ze met rust. Dan begint de palmboom te spreken: "Hak de ceder niet om, want wij zijn beiden verbonden in één wortel." Zo werd de ceder in de droom gered dankzij de mooie palmboom! Wanneer Awraham de droom vervolgens aan Sarah vertelt, begrijpt hij de uitleg van de droom – als Sarah als familie wordt gepresenteerd aan de Egyptenaren zal Awraham geen gevaar lopen in het immorele Egypte …
In feite gaat het aanvullen/hervertellen van de verhalen nog steeds door tot het heden. Elke uitleg die iets met het verhaal uit de Tora doet en dit bijvoorbeeld gebruikt voor een bepaalde boodschap met een actuele inhoud, of een bepaalde wending aan het verhaal geeft die niet per se in de oorspronkelijke versie zit. Neem nu het verhaal van de droom van Jakov over de immense ladder die op aarde staat maar tot in de hemel reikt, met engelen die de treden op- en afklimmen. En God die boven de top van de ladder de aartsvader toespreekt. Het beeld zelf is al prachtig en heeft ook verschillende kunstwerken geïnspireerd. Enigszins ontnuchterend ontdekte ik recent in een kookprogramma overigens dat ribstukken ook Jakobsladder worden genoemd …
De Chatam Sofer (1762-1839) introduceert interessante details in dit verhaal in zijn Tora-commentaar Torat Mosjé op Berésjiet 28:11. Het verhaal zou namelijk ingaande sjabbat plaatsvinden – dat was de reden dat de ondergaande zon een belangrijke rol speelt. Jakov is immers de 'uitvinder' van het avondgebed en hier ligt de bron voor de gewoonte dat men op vrijdagavond het avondgebed eerder uitspreekt dan door de week. Omdat de resten van het middagoffer op vrijdagmiddag ook eerder (voor het begin van sjabbat) verbrand moeten zijn dan de rest van de week. Hierdoor is het avondgebed ook eerder dan doordeweeks – het avondgebed staat immers symbool voor het verbranden van de vetstukken en ledematen van het middagoffer (minchah). Er werden in de Tempel namelijk twee dagelijkse offers gebracht – één vroeg in de ochtend, de ander in de namiddag – de basis voor het ochtend- en middaggebed (of corresponderend met de gebeden van de aartsvaders Awraham en Jitschak op deze tijd). Zo vervuld Jakov de latere wetten en gebruiken uit de Tempel en liturgie.
Jakov hield uiteraard de sjabbat, vandaar ook dat hem de zegen werd gegeven dat hij zich uit zal spreiden in alle windrichtingen (28:14). De Talmoed (Sjabbat 118b) schrijft immers dat “een ieder die de sjabbat houdt, een erfdeel (nachalah) zonder grenzen krijgt.” En de profeet Jesjajahoe verwijst naar het “(erf)deel van Jakov” in de context van de sjabbat: "Dan zult u zich verheugen met/in/over de Eeuwige en Ik zal u doen rijden over de hoogten der aarde en u doen genieten het erfdeel van uw vader Jakov …" (Jes. 58:14). We lezen even later dat Jakov na het ontwaken zijn reis vervolgt. Maar kan dat wel op sjabbes? Wel als je gebruikmaakt van de heilige Godsnamen, waardoor je in de lucht gaat zweven. Hierdoor bevind je je boven tien handbreedtes vanaf het aardoppervlak en daar gelden volgens veel rabbijnen geen gebiedsgrenzen (Eroewien 43a).
En daardoor reis je overigens natuurlijk ook veel sneller …
Sjabbat sjalom!