Het is weer voorjaarsvakantie en zoals elk jaar is het weer puzzelen om een paar dagen samen te kunnen doorbrengen. Maar ook dit jaar lukte dat en zo togen we met zijn allen twee dagen naar Duitsland, Keulen. Vrienden van ons waren pas ook in Keulen geweest en waren met enthousiaste verhalen teruggekomen over die stad. De Dom van Keulen … wie had daar niet van gehoord? Monumentaal. Voor ons doen op een vroege tijd, vertrokken we rond kwart voor tien richting oosterburen. Zonder TomTom, maar met routebeschrijving. Dat gaat altijd goed, maar om vage redenen klopt het laatste stukje nooit. En zo kwamen we ook nu redelijk makkelijk in Keulen terecht, maar hoe kwamen we naar ons hotel? Keulen is een miljoenenstad, met een agglomeratie van ruim twee miljoen mensen, las ik thuis nog in de Wikipediër-Talmoed.
De laatste afslagen naar het hotel raakten we de weg kwijt, precies zoals altijd. Maar na enkele ‘rondjes rond de kerk’ vonden we het hotel. Hè, hè. Gezellig. We waren wat vroeg en moesten wachten met inchecken, maar na een klein uurtje stonden we in onze kamers, legden onze spullen neer en haastten ons naar buiten. Keulen – here we come!
We waren de deur nog niet uit of onze oudste dochter trok me aan mijn mouw. “Pap?” “Ja?” antwoordde ik. “Kijk, Pap, weer zulke steentjes,” zei ze. “Ja, steentjes inderdaad,” antwoordde ik ongeïnteresseerd. “Nee, Pa, van die oorlogsstenen.” Stolpersteine dus. Bij de ingang van ons hotel lagen er twaalf. Zouden die in het gebouw van ons hotel hebben gewoond? … Vakantie! Ik nam me voor om het thuis te gaan bekijken. En inderdaad vond ik alle twaalf personen in het gedigitaliseerde project terug. Alle twaalf woonden blijkbaar op de Rubensstrasse 33, de plaats van ons hotel. Ze werden bijna allemaal naar Theresienstadt gedeporteerd en stierven daar.
De Dom van Keulen was inderdaad monumentaal en adembenemend mooi. Het gebouw stamt uit de 13e eeuw en werd gedurende meer dan 600 jaar afgebouwd – pas in de 19e eeuw was het gebouw klaar! We liepen er eerst omheen, het duizelde je haast als je naar boven keek. Ik probeerde mijn gezinsleden uiteraard allerlei zaken uit te leggen over de Gotische bouwstijl en demonische elementen die als versiering en bescherming waren aangebracht aan de buitenkant. Ongelooflijk hoe men uit steen toch een soort soepelheid en lichtheid kon doen ontstaan, met al die kanteeltjes, torentjes, stijlen, gleuven, et cetera. Alsof het van een zacht en meegevend materiaal was gemaakt. En hoe konden al die bogen en versieringen op de verschillende hoogten zo recht boven elkaar zijn aangebracht – zonder machines of computer? Binnen was het ook ontzagwekkend mooi – huiveringwekkend haast hoe je als mensje verdwijnt in de enorme ruimte. Opeens begreep ik iets van de bekoring van de Tempel in Jeruzalem …
Maar, denk ik even later stiekem, zou de bouw van dit Godshuis ook slachtoffers hebben gekost? Hoeveel mensen vielen gedurende die 600 jaar van de steigers? Was het allemaal vrijwillig werk of werd men min-of-meer gedwongen? De afgelopen weken hebben we in sjoel veel over de bouw en uitvoering van het draagbare heiligdom in de woestijn – het Tabernakel – gelezen. Op zich lijkt het er wel democratisch aan toe te gaan: een ieder geeft naar kunnen aan het heiligdom en de uiteindelijke bouw en fabricage wordt door een klein groepje slimme en handige mensen uitgevoerd. Mensen aan wie God wijsheid heeft gegeven – hun slimheid en handigheid is dus niet hun eigen verdienste … (Sjemot / Ex. 31:1-10). Bij de bouw van de Tempel van koning Salomon ging het er misschien wel minder vrolijk aan toe. We lezen in I Koningen 5 over de grote hoeveelheden werklieden:
Kortom: een hele operatie. Maar was die lichting – in het Hebreeuws staat er mas, belasting, waar inderdaad het woord voor heffen inzit – geheel vrijwillig? Ik denk het niet. En aan die lastdragers en steenhouwers zit ook nog een verhaal. In II Kronieken lezen we namelijk een vrijwel identiek verslag van de bouw en de benodigde werklui en materialen, maar met een belangrijk extra detail over die lastdragers en steenhouwers:
Oftewel: degenen die het zwaarste werk moesten doen, waren de vreemdelingen. Echt vrolijk word je hier natuurlijk niet van. Ook zonder illegaliteit strafbaar te stellen, kunnen vreemdelingen makkelijk uitgebuit worden … Onze rabbijnen zeiden al: Op drie dingen rust de wereld: op het geld, the money, en de kessef …
Tot slot nog een prangende vraag uit de SMS-vraagbaak aan rabbijn S. Aviner (d.d. 16 februari), die tegenwoordig ook op de site srugim.co.il worden gepubliceerd:
Vraag: mag iemand een beslissing nemen door een muntstuk te werpen? (kop of munt).
Antwoord: Ja, als er geen enkele (andere) manier is om te beslissen, en als de persoon gelooft dat de Hand van God hierin aanwezig is, dan is dit mogelijk.
Sjabbat sjalom!