Ik schrijf dit blog / deze column uit Israël, waar ik nu ‘op vakantie ben’. Op het Ben-Gurion vliegveld aangekomen, probeer ik een taxi voor ons gezin te bemachtigen.
Dit blijkt allemaal problematisch te zijn voor de taxichauffeur: hoe oud zijn de kinderen, hoeveel kinderen mogen er ook al weer op de achterbank volgens de wet en de verzekeringsmaatschappij, hoe lang is dit meisje, komt de gordel niet te dicht bij haar keel – zodat verstikkingsgevaar bij een ongeluk op de loer ligt?, et cetera ... Het zou allemaal niet zo triest zijn als zich niet net afgelopen dinsdag een ongeluk met 25 doden bij Eilat had voorgedaan. Veroorzaakt door ruzie tussen twee buschauffeurs en bijbehorend roekeloos rijgedrag. Volgens de krant had de chauffeur die het ongeluk veroorzaakte 22 verkeersovertredingen in de loop van de jaren op zijn naam staan, waarvan de laatste 6 jaar geleden .....
Diezelfde dinsdag vond in Jeruzalem het 18e congres plaats voor rabbijnen over geldzaken in de halacha. Blijkbaar geïnspireerd door het ongeluk, vond één van de aanwezige belangrijke rabbijnen – Rabbijn Zalman Nechemja Goldberg – dat wie betrokken was bij een ongeluk met dodelijke slachtoffers, verplicht is vanuit bijbelse optiek om in ballingschap te gaan in een vluchtstad. En dat ook in onze tijden, waarin het bijbelse recht niet toepasbaar is, iemand die een dodelijk ongeluk veroorzaakt, in ballingschap moet. Hoe hij zich dit precies had voorgesteld, wordt uit het krantenartikel niet duidelijk.
Toch is het allemaal wat gecompliceerder dan de rabbijn voorstelt. Moeten we niet kijken of het een ongeluk is of nalatigheid, of de dader wel iets te verwijten valt?! Het bijbelse gedachtegoed in deze, is ook complexer en verder van ons ‘gedachte-bed’ dan we ons bewust zijn. Op drie plekken in de Tora lezen we over iemand die verbannen moet worden omdat hij iemand gedood heeft, maar dit niet expres heeft gedaan. Anders is hij een moordenaar, waarvoor geen ballingschap als straf geldt, maar de doodstraf. De eerste passage vinden we in Sjemot (Exodus) 21:12-13. Daar lezen we dat wie een ander (neer)slaat zeker gedood zal moeten worden. Maar wie niet op iemand heeft geloerd – met voorbedachte rade zouden wij zeggen – maar ‘God heeft het hem ter hande gesteld’, die moet naar een voorbestemde plaats vluchten. Blijkbaar veronderstelt men hier dat iemand òf expres handelt en dus een moordenaar is, òf door God gestuurd / bestuurd wordt en daarom / desondanks nog steeds een moordenaar is, maar van een lager niveau – vandaar dat hij moet vluchten. Inderdaad kom je nog in de rabbijnse literatuur de idee tegen dat ‘vanuit de slechten het slechte voortkomt’. Met andere woorden: een ongeluk is geen ongeluk maar een straf voor zowel dader als slachtoffer. Ik denk niet dat wij hier in 2008 - en bijna 2009 -vrolijk van worden.
Wat overigens de functie van die vluchtplaats is, komt in deze verzen niet uit de verf. Daar lezen we wel over in Bemidbar (Numeri) 35:9-34. God geeft hier aan Mosje de opdracht om zes vluchtsteden te bestemmen. De vluchtstad die iemand asiel verleent omdat hij een ander per ongeluk heeft gedood. Dat asiel blijkt broodnodig te zijn, omdat hij anders door de bloedwreker wordt gedood – hetgeen volgens de Tora in sommige gevallen okay is (eigen rechter eerst ... zie Bemidbar 35:27). Zo’n ballingschap duurt totdat de Hogepriester dood is, waarna alles vergeten en vergeven is. Het is verder aan de gemeente om vast te stellen of iemand een moordenaar is en daarom de doodstraf verdient, of dat iemand per ongeluk heeft gedood en in ballingschap moet in één van de zes vluchtsteden.
Maar hoe bepaal je dat? Bemidbar 35 is daar niet geheel duidelijk over. Het lijkt alsof elk direct contact tussen dader en slachtoffer, dat tot de dood leidt – met een stenen voorwerp, een houten voorwerp, metaal of de blote hand - altijd als moord wordt gezien. Ook wanneer duidelijk zichtbaar is dat uit haat of vijandschap is gehandeld, wordt van opzet uitgegaan en wordt het voorval als moord beschouwd. Alleen wanneer zonder aanleiding, opeens, iemand geduwd wordt, een voorwerp of steen op zich krijgt en sterft – en de dader geen haat of vijandschap jegens het slachtoffer koesterde – moet de dader in ballingschap. Raar, want het is dan toch een ongeluk? Of bestaat een ongeluk niet en is alles verwijtbaar? Let ook op dat de Hebreeuwse tekst, ook in het geval van de tot ballingschap veroordeelde dader, van ‘moordenaar’ spreekt (rotzeach) – blijkbaar kent men geen duidelijk verschil tussen moord, doodslag en een ongeluk. Ik zou niet in een dergelijke samenleving willen leven. Ook heb ik weinig vertrouwen in de gemeente / jury die moet bepalen of sprake is van haat of vijandschap. Wie weet welke intriges de boventoon gaan voeren in een dergelijke samenleving met een hoge graad van sociale dwang, sociale controle en stamverbanden en familieclans ...
In Dewariem 19 vinden we de laatste plaats over opzettelijke moord en dood door ongeval. In vers 4 en 5 geeft de Tora het voorbeeld van iemand die in ballingschap moet gaan: Wie iemand zonder denken doodt en hem niet eerder haatte. Het voorbeeld dat gegeven wordt, is iemand die in het bos hout hakt, samen met een andere persoon. Wanneer hij zijn hand met de bijl wil laten neerkomen op het stuk hout, vliegt het ijzer van de steel en raakt de ander die hierdoor gedood wordt. Dit is het klassieke voorbeeld om in ballingschap te gaan – terwijl wij zouden zeggen dat dit toch typisch een ongeluk is. Tenzij de houthakker nalatig was en wist dat de bijl niet stevig was en hij daardoor nalatig en verwijtbaar is. Bovendien heb je als persoon ook een eigen verantwoordelijkheid – ga niet dicht op het houthakken staan, zou ik als jiddisje vader zeggen ...
Maimonides geeft in zijn codex een driedeling van soorten dodelijke ongelukken: een ongeluk dat op opzet lijkt, een ongeluk dat op overmacht lijkt en het ongeluk dat uit onnadachtzaam handelen voortkomt. Wie een ongeluk dat op opzet lijkt veroorzaakt, gaat niet in ballingschap omdat waarschijnlijk opzet in het spel is. De bloedwraker mag hem doden. Wat moet hij dus doen om gered te worden, schrijft Maimonides? Oppassen voor de bloedwraker ... Fijne samenleving gaat dat worden ...
Wie een ongeluk veroorzaakt dat op overmacht lijkt, is vrij van alles. Als voorbeeld geeft Maimonides in navolging van de Misjna iemand die een vat aan een touw naar boven trekt en het touw breekt, het vat valt en doodt iemand. Wij zouden het hier weer niet mee eens zijn. Wanneer je iets naar boven takelt. moet je allerlei voorzorgsmaatregelen nemen – is het touw wel dik genoeg, was het vat niet te zwaar etc. Terwijl Maimonides weer als voorbeeld van een ongeluk waarop als straf ballingschap staat, het voorbeeld geeft van iemand die een vat naar beneden takelt, waarna het touw breekt en het vat valt en iemand doodt. Of iemand die een ladder afdaalt en hij valt en doodt iemand met zijn gewicht. Al die gevallen zijn ongelukken waarvoor je in ballingschap moet, omdat “bij het naar beneden gaan of neerwaartse bewegingen in de meeste gevallen schade ontstaat, omdat de natuur van zware voorwerpen is, om naar beneden te gaan met snelheid. En omdat hij niet voorzichtig genoeg was en zijn handelen bij het naar beneden gaan niet goed voorbereidde – daarom moet hij in ballingschap.” Een typisch voorbeeld volgens ons van nalatigheid die inderdaad bestraft moet worden, maar niet door ballingschap maar door bijvoorbeeld een hoge geldboete, smartengeld, schadegeld en het verbod om een bepaald beroep uit te oefenen.
Tot slot: het volgen van halacha in deze soort zaken zou tot rare toestanden leiden. Zo schrijft Maimonides bijvoorbeeld in navolging van de Talmoed, dat iemand alleen in ballingschap moet indien het slachtoffer meteen dood was. Leefde hij echter nog eventjes na het ongeval, dan is hij vrijgesteld. Ook vind de halacha dat wie een steen naar een dadelpalm gooit om dadels naar beneden te krijgen en de dadeltros inderdaad naar beneden valt en een baby doodt, dat zo iemand vrij is van ballingschap. Omdat het slechts indirect voortkomt uit zijn handelingen. Hij gooit een steen naar de tros en de tros valt en doodt het kindje. Tsja ..