Negatieve informatie wordt beter onthouden dan positieve, dat had ik al eens onthouden. Want dit is natuurlijk ook negatief – het is namelijk veel moeilijker om na een negatief beeld een positief beeld te schetsen dan omgekeerd. Deze ‘negativity-bias’ blijkt op allerlei gebieden actief – in ons eigen persoonlijke geheugen, maar ook in het onderwijs en de media.
Psycholoog Thijs Bouman bracht dit inzicht nog wat verder. Dat deed hij in zijn dissertatie over de impact van slecht nieuws, waarover men kon lezen in de Volkskrant van 6 januari jongstleden. Zijn conclusie: Negatief nieuws uit verre landen draagt in Nederland bij aan de intolerantie ten aanzien van bewoners uit die streken. Of het nu over de Grieken en hun schulden gaat, Aziaten of Moslims in het Midden-Oosten, steeds ziet Bouman dit effect optreden. Het effect is geen projectie maar een meer subtiel onbewust proces: het carry-over effect.
Waarom schrijf ik dit? Allereerst natuurlijk omdat hiermee nogmaals de impact van woorden en ideeën duidelijk wordt. En dat dit vooral een éénrichtingsproces is: van neutraal of positief naar negatief. De andere kant op is veel en veel moeilijker – positief nieuws heeft veel minder impact dan negatief en wordt als uitzondering gezien. Na een negatieve beeldvorming is het nog veel moeilijker om die te keren. Mensen die bewust andere culturen beledigen en negatief afschilderen, veroorzaken dus wel degelijk iets. We kunnen niet altijd wegkijken en zeggen ‘we wisten het niet’ of wegduiken onder het mom van ‘vrijheid van meningsuiting’. De kracht van negatieve propaganda kunnen we als les meenemen uit nazi-Duitsland, maar ook uit andere historische episodes. Haat en geweld kan je dus inderdaad zaaien.
Bovendien moet men dus de rationaliteit – het heilige ‘eigen keuze maken op basis van informatie’ – niet overschatten. Ook tolerante en goed geïnformeerde proefpersonen hadden last van het carry-over effect. Bouman maant de media dan ook tot voorzichtigheid en nuance:
Ook kun je proberen woorden te vermijden die associaties oproepen. Berichtgeving over de strijd in Syrië zou dan niet moeten gaan over de ‘Islamitische Staat’ – waardoor de associatie met de islam wordt gemaakt – maar over IS. Dat is veel neutraler.
Ook pleit hij voor terughoudendheid “bij het beschrijven van de invloed die grote gebeurtenissen hebben op het individu,” zoals niet gebeurde bij de Griekse schuldencrisis waarbij (zogenaamd) exact werd berekend hoeveel die Grieken de belastingbetaler kosten. Juist het bewust worden van dit soort mechanismen in ons onbewuste denken, is volgens Bouman de remedie om los te komen van generalisaties en vooroordelen van deze onbewuste denkmechanismen. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat we geen kritiek mogen of kunnen hebben op andere culturen of religies. Het waarden- en normenvrije cultuurrelativisme lijkt ook weinig heilzaam te zijn geweest. De vraag is wel hoe je die kritiek uit en wanneer.
Ik wil hier een klein voorbeeld geven uit de praktijk. Deze week gaf ik een lezing in zuidelijk Nederland (u weet wel, onder de grote rivieren …) over de Joodse feestdagen. In de pauze kwam een van de aanwezigen naar mij toe en vertelde dat hij in Israël was geweest en daar met eigen ogen in Bethlechem had gezien hoe een familie in haar huis aan drie kanten omringd werd door de muur. Ook had hij het over de olijfbomen die elke keer door het leger werden ontworteld. Ik wees hem er vriendelijk op dat ik niet per se het waarheidsgehalte bestrijd van wat hij zegt, maar dat er ook nog wel meer gebeurt in Israël dan wat hijzelf naar voren bracht. Dergelijke nuanceringen hebben dus helaas weinig zin als men al zelf in aanraking is gekomen met slecht nieuws of negatieve informatie – waar of niet waar. Veel antisemitisme is waarschijnlijk ooit zo begonnen: een Jood of groep Joden die geassocieerd werd met iets negatiefs – waar of niet-waar is helaas niet relevant – en waardoor dit beeld werd overgedragen op concrete individuen in de omgeving waar men reële sociale contacten mee had.
Vandaar dat de rabbijnen misschien al zo waarschuwen tegen de chiloel Hashem – het ontwijden van de Godsnaam. Dit houdt volgens hen in: elk negatief gedrag dat mensen ten toon spreiden dat jodendom en Joden in een verkeerd en negatief daglicht stelt. Dat geldt allereerst ten aanzien van ons handelen ten opzichte van niet-Joden. Hier moet men in principe geen dubbele moraal hanteren en hen anders behandelen dan je je Joodse naaste zou behandelen. Anderzijds geldt het ook naar je mede-Jood. Een rabbijn die in een winkel op de pof koopt, ontwijdt de Godsnaam volgens de Talmoed omdat de winkelier – en aanwezigen – wel eens zouden denken dat hij zijn rekening niet wil betalen of denkt op de pof te kunnen kopen (of korting krijgen) vanwege zijn rabbinale status. Niet doen dus, is het advies van de rabbijnen. Omdat negatieve info en emoties nu eenmaal beter beklijven in ons onbewuste brein dan positieve. Uiteraard is bewustwording van jezelf, je emoties en denkprocessen een sleutel tot echte spiritualiteit en religie, en beter burgerschap. Maar tot die tijd moeten we proberen ons verantwoordelijk te gedragen, juist omdat niet iedereen zich bewust is van zichzelf, en ethisch en moraal handelen altijd al bij voorbaat voorop stelt. Tot dan blijft het oefenen.
Rest mij nog om te midden van het doorgaans negatieve nieuws (80% van het nieuws), u te attenderen op een recent onderzoek naar het gevoel van veiligheid onder Joden wereldwijd dat in de Yediot werd beschreven. Raar maar waar: dit heeft weinig tot geen aandacht gekregen, terwijl de conclusie positief is: 77 procent van de Joden voelt zich veilig, 10 procent rapporteerde zelfs een toegenomen veiligheidsgevoel. En als men zich zorgen maakte, dan was dat behalve over antisemitisme ook over gewone universele problematiek: de economische toestand en de criminaliteit en dergelijke.
Sjabbat sjalom!