Na twee keer de vertrekdatum van onze reis verzet te hebben wegens de situatie in Israël (in het moderne Hebreeuwse spraakgebruik het veelgebruikte hamatsav = de situatie, de toestand), gaan we uiteindelijk toch … Het wordt nog even spannend, want we vliegen op vrijdagochtend, maar door de heibel zijn er in heel Europa veel vluchten uitgevallen. Reizigers die El Al overneemt, en dus vliegen we in een volgepakte Boeing 747, in plaats van in een kleine 737. Maar het is wel vrijdag, en we hebben al een uur vertraging. Hoe zal dat straks gaan op het vliegveld Ben Goerion waar het ongetwijfeld ook een heksenketel zal zijn? Maar het wordt wel sjabbes – en alleen al uit het vliegtuig komen met een 400 – 450 mensen kost al zo'n twintig minuten, misschien wel meer. En we zitten helemaal achterin. En hoe moet dat straks met een taxi naar onze bestemming waar we de sjabbat zullen doorbrengen? Sterker nog: met zes personen willen ze je vaak twee taxi’s aansmeren. Als we dit eerder hadden geweten, hadden we zondagochtend gevlogen.
Snel ga ik mijn beklag doen. Zinloos natuurlijk, want alles loopt anders dan gepland wegens de matsav. Gelukkig weet ik mijn vader zo gek te krijgen dat hij zijn auto neerzet op Ben Goerion zodat we straks meteen kunnen wegrijden. Parkeren op Ben Goerion voor vijf uurtjes? 150 Sjekel, welcomm in Izzerael.
Terwijl de zon nog net boven de horizon staat, rijden we Rosj Ha-Ayin binnen. We hebben het gehaald, Baroech Hasjem! De sjabbat blij, God blij en wij blij … Snel douchen we en trekken wat schoons aan. Vrolijk loop ik even later alweer naar sjoel. En terwijl ik later aan tafel kiddoesj maak, ben ik tevreden. Ik zet goedgemutst Sjalom Aleichem in, maar kom niet verder dan de eerste woorden. Waarom zingen de anderen niet mee, en wat is dat voor een pokkenherrie? Luchtalarm, hoe krijgen ze het voor elkaar? Snel begeven we ons naar de schuilkelder, op de benedenverdieping enkele meters verder en wachten braaf zo'n tien minuten volgens voorschrift. We horen wat geknal en geplof – neerkomende raketten volgens de bovenburen die ook gezellig bij ons in de schuilkelder zitten. Welnee, zegt mijn schoonfamilie, dat was duidelijk het geknal van de Iron Dome … Geen prettige ervaring dat eerste alarm. Maar alles went en we zullen nog vijf keer in de schuilkelder zitten – in totaal zes keer, eerlijk verdeeld in drie - drie tussen Rosj Ha-Ayin en Rechovot. Laten we hopen dat het rustig blijft …
Wel vervelend zijn de keren dat het alarm laat op de avond of ‘s nachts klinkt. Van de zes keer gebeurt dat vier keer. Lekker weer slapen is er niet bij; ik ben klaarwakker en het duurt uren voordat ik de slaap weer kan vatten. Voor de mensen in het zuiden is het helemaal een hel, vooral in de gebieden vlakbij Gaza. Daar is de toestand onleefbaar en echt gevaarlijk – een alarm komt meestal te laat en de afstand is zo kort dat de raketten niet te onderscheppen zijn. De mortiergranaten al helemaal niet. Maar ook in de rest van Israël is het effect psychologisch gezien aanzienlijk. De mensen zijn moe en hebben weinig zin om op stap te gaan. TV’s staan bijna continu aan, zodat je ook nog eens overspoeld wordt door een kakofonie aan geluid en steeds terugkerende beelden. Vooral dode soldaten, kapotte huizen en gewonde burgers aan Israëlische zijde, en aan gene zijde, in Gaza, grote destructie. Beelden waar je niet vrolijk van wordt, zeker niet door het grote aantal burgerslachtoffers. Maar we willen ons niet overgeven aan de negativiteit, en besluiten om toch leuke dingen te gaan doen.
En dus gaan we naar Tsefat. Want dat is één van onze favoriete steden in Israël, bijvoorbeeld vanwege de vele schilderachtige straatjes zoals dit:
Maar ja, echt jofel gaat het niet in Tsefat – door het Gaza-conflict zijn de straten uitgestorven, alsof je in een spookstad rondloopt. Want Tsefat moet het vooral van het toerisme hebben; zowel uit binnen- als buitenland. Over het buitenlandse toerisme kunnen we kort zijn: dat is er niet. Laten we het positief houden: die hebben het druk met het bijwonen van solidariteitsavonden voor Israël. De schade voor het Israëlische toerisme is al 1 miljard sjekel hoorde ik ergens. Merkwaardig genoeg is er ook geen binnenlands toerisme, terwijl je dat wel had verwacht – mensen uit het beschoten zuiden die even hier willen uitwaaien. Niet dus. De winkeliers en middenstanders klagen steen-en-been. Bij het winkeltje / kraampje van Zikne Tsfat – zelf noemen ze zich Art Gallery – in de Najara Alley weet men in deze tijden even niet hoe men het geluk aan de man moet brengen, getuige de grote berg gelukssymbolen op tafel, en aan de muur:
Merkwaardig genoeg verkopen ze ook een hangertje met een wat minder positief symbool, als je het mij vraagt. Of brengt deze ketting de drager ook geluk?
Voordeel is wel dat iedereen nu meer tijd voor je heeft om eens rustig te kletsen … Zoals Lawrence.
Lawrence is een soort beheerder van de prachtige Ari Synagoge, genoemd naar de bekende kabbalist Luria die in de 16e eeuw gedurende twee jaar in Tsefat woonde en een hele nieuwe interpretatie van de Joodse mystiek neerzette. Twee jaar later overleed hij in 1572 tijdens de pestepidemie in Tsefat, op de 5e Aw, slechts 38 jaar oud. Lawrence doet eerst een beetje stug; mijn oudste dochter krijgt een sjaal in haar handen gedrukt omdat de mouwen van haar T-shirt te kort zouden zijn voor een sjoelbezoekje. Uiteraard protesteert ze. Als hij echter hoort dat we Nederlands met elkaar praten (doe dat ding nou maar even om, schat – nee ik pieker er niet over – waarom dan niet? - pa, hou op, ik ga naar buiten), draait hij als een blad aan de boom om. Hij voert ook alleen maar uit wat hem wordt opgedragen, verontschuldigt hij zich. Hij komt oorspronkelijk uit Londen en woont sinds elf jaar hier in Tsefat, als een soort koster van de Ari-sjoel. In zijn eerdere leven in Engeland was hij musicus. Eerlijk gezegd vindt hij de stilte in Tsefat stiekem wel fijn; het is elk jaar zo druk met al die toeristen, verzucht hij. We nemen afscheid als vrienden – iets dat in Israël snel gebeurt.
Vlak naast de sjoel in de Aristraat is de Safed Candles Gallery, met meterslange rekken met kaarsen in allerlei soorten en maten (In Nederland zijn de kaarsen uiteraard bij onze Christelijke vrienden te koop). Uiteraard zijn vandaag ook hier geen klanten te bekennen. De winkel wordt gerund door twee Amerikaanse vrouwen met een Jinglisj accent, die echter benadrukken niet de eigenaar te zijn. De winkel verkoopt ook allerlei kunst van was. Van wandtapijtachtige kaarsen tot een David-en-Goliat van was, gemaakt door ene Moshe Chaim (Levi). Enig, toch?
Even later lopen we door de kunstenaarswijk van Tsefat. Normaliter loop je hier in de zomer soms schuifelend door de grote drukte. Maar nu dus niet – alles is helemaal leeg. Eén van de galeriehouders is in een drukke discussie verwikkeld met een jesjiva-student. Uiteraard over Gaza, de raketten, de Arabieren / Palestijnen, God en het universum. En uiteraard bemoei ik me er tegenaan, voorzichtig. De galeriehouder is toch al niet vrolijk; enkele uren eerder was de begrafenis van één van de gesneuvelde soldaten uit Tsefat. Hij kende hem en zijn familie persoonlijk; in Tsefat kent iedereen elkaar, lijkt het.
Tsefat is net één groot museum. Overal zijn resten te vinden uit eerdere periodes, en waar die zichtbaar ontbreken geven bordjes op de muur aan wat voor bijzonders een bepaalde plek herbergt. Ingeklemd tussen de twee lelijke en veel te grote reclameborden van twee concurrerende eettentjes die hun gerechten en dranken aanprijzen, zou je haast deze stenen plaquette over het hoofd zien. Een tribuut of herinnering aan de Hagana-leden die in de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948 Tsefat veroverden.
Een groot gedeelte van die geschiedenis was uiteraard religieus. Vandaar dat je alleen in Tsefat dit bordje kan vinden dat aangeeft wanneer het zogenaamde Masjiach-steegje open is voor voorbijgangers.
Maar wat is het Masjiach-steegje? Dít dus!
Het Masjiach-steegje is het nauwste steegje in Tsefat en dankt zijn naam aan de legendarische Jocheved Rosenthal, door iedereen ‘Oma Jocheved' genoemd, die een zeer hoge leeftijd bereikte. Deze markante vrouw woonde onderaan de trap, aan het begin van het steegje en geloofde dat de Masjiach eerst in Tsefat zou verschijnen, om vervolgens naar Jeruzalem te gaan. En waar zou de Masjiach als eerste Tsefat binnenkomen? Precies, in haar steegje! Elke dag zat ze dus op de onderste treden van de trap bij de ingang van het nauwe steegje te wachten. Urenlang. Met een kop thee én koffie in de handen om de Masjiach aan te bieden bij diens komst (ze wist niet of hij van thee of van koffie houdt). Mystiek en messianisme gaan vaak samen in het jodendom, en zeker hier in Tsefat! Zowel rond de persoon van Isaac Luria zelf als zijn meest bekende leerling en kabbalist Chaim Vital werden messianistische verwachtingen gekoesterd.
Tot slot is het tijd om te eten. Traditioneel doen we dat bij de Laffa van Raffie in de Jeruzalemstraat, naar mijn mening één van de beste shoarmatenten in Israël. Lekkere pita’s of laffa’s (een grote oprol-pita), goede salades, goed geroosterde en gekruide shoarma. En ook Raffie klaagt. Hij heeft zo'n leeg Tsefat al 20-30 jaar niet gezien, eigenlijk sinds de Eerste Libanon-oorlog niet. Ook Taglit laat het volgens hem afweten, een grote klap voor de toeristische sector in Tsefat. Soms zijn er wel 1.000 - 1.500 bezoekers van dit programma die in het zomerseizoen naar Tsefat komen, vertelt hij. Maar voor een foto wil hij best poseren …
Sjabbat sjalom!