2018 is al weer bijna twee weken oud. Veel Joden in de diaspora vieren gewoon Oud en Nieuw, zeker in Nederland. Ja zelfs (sommige) orthodoxen vieren de jaarwisseling mee met oliebollen en vuurwerk – natuurlijk niet de ultra’s. Voor hen geldt slechts de Joodse kalender. In Israël wordt het gebruik van de niet-Joodse datum ook steeds meer tot een probleem gemaakt. Het zou volgens sommigen verboden zijn deze te gebruiken, behalve als het niet anders kan. Ook opmerkelijk is het wetsvoorstel van Shas om naast de niet-Joodse datum ook de Joodse datum af te drukken op producten. Het gaat hierbij dus om de houdbaarheidsdatum. De reden: de niet-Joodse kalender zou te onbekend zijn bij Israëli’s en daardoor leiden tot verwarring of zelfs gevaarlijke toestanden. Tja. Vroeger waren het juist de Farizeeërs die er geen probleem mee hadden op scheidingsakten de naam (en dus ook kalender) van de niet-Joodse machthebber te schrijven, terwijl juist de Sadduceeërs dit fout vonden (even scrollen naar hoofdstuk 4 van Yadayim, Misjna 8 – p. 10 dus).
Ook de Tempelberg stond weer in de belangstelling in de orthodoxe pers in Israël (vooral de sites Srugim en Kipa) – een onderwerp dat vaker terugkeert op Internet in vergelijking met vroeger, maar misschien is mijn indruk verkeerd. Misschien had het wat te maken met de recente vastendag van 10 tewet (28 dec 2017) – de dag waarop volgens de traditie het beleg van Jeruzalem door de Babyloniërs begon.
In ieder geval blijft settler-rabbijn Aviner één van de uitgesproken tegenstanders van een bezoek aan de Tempelberg, zoals blijkt uit de volgende vraag, gesteld door een soldaat op srugim.co.il. Deze vraagt of hij, wanneer hij op de Tempelberg is om beveiligingsredenen, van deze aanwezigheid gebruik mag maken om daar een gebedsdienst te houden samen met zijn collega’s. Aviner ziet daar helemaal niets in:
“Zeker niet. Men gaat daarnaar binnen enkel om levensgevaar [te voorkomen] en men verblijft daar slechts het minimale van het minimale [qua tijdsduur] (…) En zo schreef ook de geleerde Ben Zion Aba Shaul dat wie om veiligheidsredenen op de Tempelberg moet zijn, meteen na het beëindigen van zijn taak naar buiten moet rennen zonder zelfs één moment te wachten (…) Wie van te voren weet dat hij daar naar toe wordt opgeroepen moet eerst in een ritueel bad [mikwe], en het is gepast om strenger te handelen en geen genoegen te nemen met een [standaard] ritueel bad voor mannen, maar in een stromende bron en zeven schone dagen te tellen vanwege de zorg om onreinheid (…) En ook zoveel mogelijk zijn kleding onderdompelen en de voorwerpen die hij meeneemt [vanwege onreinheid] (…) Ook is het juist om elk kledingstuk of voorwerp dat niet strikt nodig zijn, te verwijderen [van zijn lichaam] …”
In het bijzonder het laatste gedeelte van dit antwoord lijkt erg onpraktisch en vooral didactisch bedoeld, om te illustreren hoe heilig de Tempelberg is en hoezeer een bezoek daar vooralsnog ongewenst is in de ogen van Aviner.
Een antwoord uit het ja-kamp liet niet lang op zich wachten. De voor mij verder onbekende Assaf Fried – al 25 jaar overtuigd Tempelberg-bezoeker – veegde op Srugim de vloer aan met deze halachische uitspraak van Aviner.
Een dieptepunt van het nee-kamp, dat de Tempel(berg?) van ons weg willen houden, stelt hij. En dat terwijl de terugkeer naar de Tempelberg en de Tempel juist nu in volle gang is. Ze gaan voorbij aan een lange rits rabbijnen die een bezoek aan de berg steunen of zelf de tocht maken. De plek waar de Tempel zelf stond, is namelijk maar een klein gedeelte van de Tempelberg – de rest is in hun visie bijna geen probleem (met enige voorbehoud). Hoe kan Aviner een soldaat op de Tempelberg dan verbieden daar een gebedsdienst te houden, ja zelfs eisen dat hij zo snel mogelijk weg moet? Ging de Hogepriester vroeger soms ook in sneltreinvaart het Allerheiligste van de Tempel uit, na het beëindigen van zijn rituelen daar? Je moet niet de Tempel vrezen, maar God die de bouw daarvan opdroeg!
Dit brengt ons bij het probleem dat elk onderwerp in het Jodendom wel verschillende kampen kent. De één zegt dit, de ander zus, de volgende zo. Een klus voor de gewone vrome orthodoxe – wie moet hij volgen?
Een recente vraag op yeshiva.org.il – één van de rabbijnse vraagbaken – gaat over het rabbijnse gezag. Hoe weet je nu of een rabbijn een échte rabbijn is – één wiens weg door God verlicht is?, aldus de vraagsteller. Een rabbijn is immers geen profeet aan wie God zich openbaart. Waaruit bestaat eigenlijk het gezag van de rabbijnen uit de oudheid, die de inhoud van de Misjna, Talmoed en halacha vaststelden? Bovendien: er zijn zoveel rabbijnen, naar wie moet je luisteren – naar allemaal? De beantwoorder – rabbijn Chaïm Schreiber – gaat niet in op de basis voor het rabbijnse gezag, maar geeft enkele kenmerken die meer over rabbijnen in het heden gaan. Een échte herken je aan de volgende punten:
- Zijn leer, hoe vernieuwend ook, is geen breuk met de traditie, maar is ingebed in deze traditie.
- Hij is in eerste plaats kenner van de normatieve teksten van het rabbijnse Jodendom zoals de Talmoed, halachische bronnen en dergelijke. Als hij ook kennis heeft van de mystieke leer dan is dat nog beter. Een rabbijn die echter voornamelijk esoterische kennis heeft, moet men mijden.
- Hij heeft goede karaktereigenschappen en manieren. Een echte rabbijn is eerlijk en oprecht, bescheiden en ingetogen. Het ontvangen van grote geldsommen voor religieuze diensten hoort hier niet bij.
- Hij doorgrondt zijn leerlingen (en vragenstellers) en geeft hun richtlijnen en uitspraken die bij hen passen. Hij laat ze groeien in een richting die ze zelf kiezen – hierbij gevoed door zijn wijze inzichten.
Op zichzelf best aardige criteria, maar of deze voldoen? Opvallend genoeg zag Jesjaja in zijn visioen een betere wereld, waarin de mens zelf direct wordt onderwezen door God: “En al uw kinderen zullen leerlingen zijn van de Eeuwige, en groot is de vrede voor uw kinderen” (Jes. 54:13).
Wel zo makkelijk en duidelijk …
Sjabbat sjalom!