Met de eerste trits aan feestdagen, bestaande uit twee dagen Rosj Hasjana en aansluitend een ‘gewone’ sjabbat, is de feestperiode van de herfst weer begonnen. Je zou haast vergeten – hoewel je beginnende stoppelbaardje op sjabbat Sjoewa je weer scherp houdt – dat Rosj Hasjana in de Tora toch gewoon maar één dag is, geen twee:
“En de Eeuwige sprak tot Mozes: Spreek tot de Israëlieten als volgt: In de zevende maand, op de eerste der maand, zult u een rustdag hebben; door bazuingeschal ter herinnering, een heilige samenkomst. Generlei arbeid zult u verrichten en u zult de Eeuwige een vuuroffer brengen …” (Wajikra 23:23-25, naar NBG 1951)
Waarom dan toch twee dagen? Want hoewel we er wel aan gewend zijn dat de feestdagen in de diaspora al eeuwenlang twee dagen duren in plaats van één dag – op één of andere manier staat het aan het begin van het jaar wat raar. Wat weifelend …
Het halachische Jodendom verwijst inderdaad naar de gebruikelijke tweede dag Jom Tof, die in de diaspora al lang een feit is. Dit heeft volgens de rabbijnen te maken met een probleem van de kalender in de diaspora. Omdat de kalender in Jeruzalem en Israël wordt bepaald, lag je in de diaspora dus altijd wat achter qua informatie. De bepaling van een nieuwe maan werd volgens de rabbijnen immers op basis van getuigenissen gedaan. Wie de nieuwe maan had gezien, moest dat in een rabbinaal gerechtshof verklaren waarna de maand werd ingezegend. Dat bracht de nodige onzekerheid, omdat de nieuwe maan niet altijd goed zichtbaar was en de getuigen soms reistijd nodig hadden.
Het rare met Rosj Hasjana is echter dat deze ook in Israël soms twee dagen werd gevierd, wanneer de getuigen te laat aankwamen. Om het niet te verwarrend te maken, werd in de loop van de tijd besloten om maar altijd twee dagen aan te houden. Maar zo aan het begin van het jaar heeft Rosj Hasjana zo een wat ambigue karakter gekregen – is een begin uit twijfel wel een echt begin?
De kabbalisten hebben er natuurlijk weer een andere verklaring voor. De beide Rosj Hasjana-dagen vertegenwoordigen twee soorten van oordeel: een hard oordeel en een zacht oordeel. De eerste dag staat in het teken van het harde oordeel, de tweede in het teken van het zachte. De eerste dag is voor de echte rechtvaardigen – zij kunnen dit harde oordeel aan. De tweede is voor de gemiddelde mens, die een zachter oordeel nodig heeft. De tweede dag is zo dus een extra concessie aan de mens, een daad van barmhartigheid.
Andere verklaringen bestaan er uiteraard ook. Het harde oordeel gaat over het begaan van flagrante wandaden, waarbij elementaire principes worden geschonden: niet moorden, niet stelen, niet de lichamelijke integriteit van een ander schenden, et cetera. De tweede dag gaat over negatieve uitkomsten van ons handelen waarvan we geen weet hebben, die we niet kennen, maar theoretisch wel hadden kunnen voorkomen. Een voorbeeld dat ik hoorde, om dit uit te leggen.
Een man op een station of straat klampt ons aan of we asjeblieft een euro voor hem hebben. We weigeren en lopen stug door. De man was zijn kaartje kwijt en had daarom geld nodig. Verslagen blijft hij op straat achter, hopend op wat geld om alsnog naar huis te gaan. Het is intussen middernacht geworden en hij komt helaas minder vredelievende lieden tegen op dit late uur, die hem zo mishandelen dat hij zwaargewond achterblijft. Misschien is hij zelfs wel de rest van zijn leven invalide.
Een simpele daad van ons had dit mogelijk kunnen voorkomen. Uiteraard hebben we dit niet gewild, maar onze daden hebben soms verreikende consequenties. Zo hebben we beide dagen Rosj Hasjana nodig om schoon schip te maken in onze ziel.
Weer andere rabbijnen leggen het nog iets anders uit: op de eerste dag wordt men beoordeeld om wie je bent en wat je doet, afgezet tegen je potenties. Dit is een hard oordeel, dat meestal alleen de grote rechtvaardigen kunnen doorstaan. De tweede vorm van oordeel is algemener en beziet het individu in relatie tot het collectief en zijn omgeving. Wat draagt iemand bij aan anderen, aan grotere structuren – wie is er van hem afhankelijk, voor wie betekent hij wat? Hoe draagt hij bij aan het grotere welzijn? Dit is een veel milder oordeel, dat men wel kan doorstaan. Er is uiteraard niemand die met zijn daden niet iets bijdraagt aan het collectief.
Maar hoe zat dat dan in Bijbelse tijden? Met de aanwezigheid van de Tempel – toen alles nog in ideale perfectie functioneerde – was de heiligheid van de Tempel zó groot dat het algehele spirituele niveau van de Joden hoog was. Men kon het harde oordeel van de eerste dag succesvol doorstaan, omdat men doorgaans slechts kleine vergrijpen te verzoenen had. Met de val van de Tempel – zowel fysiek als spiritueel (volgens de rabbijnen functioneerde de Tempel al ver voor zijn fysieke val in spiritueel opzicht al niet meer goed) – en de ballingschap werd Israëls spirituele niveau lager en had men voortaan steeds twee dagen van Rosj Hasjana nodig. Zo maakte men van een nood een deugd …
Wat voorlopig ook niet verbeterde, is het niveau van de Rosj Hasjana-wensen in ons digitale tijdperk. Onze mailbox stroomde ook dit jaar weer vol met veel kitscherige wensen en filmpjes – sommige had ik ook al in eerder jaren toegezonden gekregen. Waar zijn de mooie, zelfgeschreven wenskaarten van vroeger, denk ik dan maar. Sommige mensen maakten nog zelf kaarten en vertrouwden toen al niet op het kasjroet van de kant-en-klare wenskaart. De komst van de Masjiach, die alles zal verbeteren en in oude luister herstellen, wordt zo wel extra tastbaar …
Enfin, ik wens u allen een Gemar tof, chatima tova, sjanim rabot en goede vasten (ook al heeft u die zondag al afgesloten)!