Tijdens ons verblijf in Israël vinden er twee aanslagen plaats – één gericht tegen de Gay Parade en één tegen een Palestijnse familie in Doema. Allebei vreselijke gebeurtenissen. Geweld is altijd vreselijk, maar het religieuze tintje dat zeker in het eerste geval duidelijk aanwezig is, vervult de ware gelovige met schaamte. Natuurlijk is de dader ongetwijfeld een Einzelganger, misschien zelfs een psychiatrisch patiënt. Maar toch zijn er hier-en-daar aanwijzingen dat het geen geïsoleerd geval is, maar dat dit soort eenmansacties gevoed wordt door ideeën die rondzweven in religieus Israël.
Neem deze toespraak van de Bostoner Rebbe van een tijdje terug, waarin hij zich zeer negatief uitlaat over homoseksuelen, of de Charedische school die een bezoek van president Rivlin afzegde omdat hij zich na de aanslag op de Gay Parade te positief over de homoseksuele gemeenschap in Israël had uitgelaten. En de rechts-reactionaire Gopstein roept ook nog even op tot het in brand steken van Christelijke kerken … (zie hier de officiële reactie van het Vaticaan).
Wanneer je in Israël bent, hebben dit soort incidenten een grotere impact dan als je in Nederland bent. De kranten, de radio-uitzendingen, de TV – allemaal berichten ze vele malen per dag opnieuw over de incidenten. Het heeft wel wat raars om te midden van deze spanning vakantie te vieren. Maar ja, hou ik mezelf maar voor, de Israëli’s gaan ook gewoon door met hun leven – zelfs tijdens de oorlog vorig jaar (ook weer tijdens onze vakantie …). Onze omzwervingen in de Galil leiden ons dan ook tot Chatsor Hagelilit, dichtbij waar ooit de Bijbelse stad Chatsor lag. Chatsor Hagelilit is een klein stadje met zo'n 10.000 vrij religieus-traditionele inwoners waar weinig lijkt te gebeuren, ware het niet dat de grot met het graf van Chonie de Cirkeltrekker veel bezoekers en nieuwe bewoners naar het stadje trekt.
De Israëlische antropoloog Joram Bilu schreef enkele wetenschappelijke artikelen over de nieuwe verering van heiligen in de steden van de periferie (vooral noord en zuid) van Israël. We hebben het dan over steden als Tsfat, Beth Sha’an, Netivot, Sderot en Chatsor Hagelilit. Juist in deze steden in de periferie ontstonden volgens Bilu de afgelopen decennia nieuwe cultusplekken voor oude wonderrabbijnen uit Marokko – waar de bewoners ooit vandaan kwamen of hun voorouders. Deze nieuwe plek van verering in de Israëlische setting is geen echt fysiek graf, maar bijvoorbeeld een kamer in een huis van iemand waaraan de heiligman zich openbaart in een droom en vraagt om een plek van verering. De dag waarop de heilige geëerd wordt is meestal zijn sterfdag - de Hilula. Op deze manier integreren de nakomelingen van immigranten uit Noord-Afrika hun cultuur uit het land van herkomst met hun nieuwe bestaan in Israël. Een bestaan dat in de periferie niet altijd een pretje is qua sociaal-economische omstandigheden.
In andere gevallen gaat het om een heropleving van de verering van al bestaande graven van heiligen uit een verleden, of om nieuwe graven van wonderrabbijnen uit het moderne Israël – denk aan het graf van de Baba Sali in Netivot. Bij Chatsor Hagelilit gaat het ogenschijnlijk om de heropleving van een oude cultusplek. Het graf van Chonie de Cirkeltrekker – bekend om zijn magische cirkel waarin hij ging staan om zo regen af te smeken van God (met groot succes) – wordt al in 13e-eeuwse bronnen genoemd. Nieuw is de viering van zijn sterfdag op Jom Ha'atsmaoet. Bilu beschrijft hoe deze dag in de nieuwe Israëlische setting door de inwoners van Chatsor Hagelilit als sterfdag wordt gevierd. Dat had een praktische reden – een vrije dag – maar ook omdat de inwoners van de stad Chonie als beschermheer zagen in de Zesdaagse Oorlog en de Jom Kippoeroorlog. Talloze wonderverhalen doen de ronde, over hoe Chonie de inwoners van Chatsor Hagelilit beschermde tijdens deze oorlogen tegen Syrische artillerie.
Er wordt ook gezegd dat de oorspronkelijke inwoners van Noord-Afrika weigerden om hun nieuwe plek te betrekken in Noord–Israël – destijds nog een opvangkamp (Ma’abara), gebouwd op de resten van het Arabische Faram – zonder een patroonheilige in de buurt. Pas toen men hen verzekerde dat het graf van Chonie in de buurt lag, betrokken de immigranten hun tijdelijke woonplaats in het opvangkamp, waaruit later de stad Chatsor Hagelilit ontstond. Het artikel van Bilu hierover in Ha’aretz kunt u in het Hebreeuws lezen.
Hieronder ziet u de ingang van de grot van Chonie met binnenin het graf, met ook een gescheiden ingang voor mannen en vrouwen – iets dat recent is toegevoegd en het religieuze klimaat weerspiegelt:
En hier de tsedaka-bus voor een gift, en de twee ijzeren behuizingen waarin kaarsjes worden gebrand ter ere van Chonie.
Tot slot zien we in Jeruzalem nog deze ultra-orthodoxe Jood die in het openbaar prachtige popliedjes van Simon en Garfunkel – blijkbaar uit zijn seculiere verleden – vertolkt op zijn gitaar, in het winkelcentrum van Mamilla (net buiten de Oude Stad van Jeruzalem). Ook dat kan in Israël. Een sympathieke vent (vooral met de Final Sale op de achtergrond) …
Sjabbat sjalom!