Afgelopen zondag reed ik naar Groningen door de saaie, slaapverwekkende Flevo-polder. Opeens zag ik een windmolen met draaiende wieken voor mij, en naast mij nog één. De draaiende wieken deden de geest God over mij komen. En Hij voerde mij in die geest naar buiten en zette mij neer in de polder die vol was met windmolens. Hij deed mij daar aan alle kanten doorheen lopen en zie, de molens lagen in grote menigte door het dal verspreid. En ik vroeg Hem: “zouden deze molens leven bevatten?” Opeens veranderden de molens in reusachtige mensen en de geest kwam in hen en zij leefden en gingen op hun voeten staan, een geweldig groot leger. En ik hoorde een stem: “deze molens zijn de kinderen van het huis Israëls dat wacht in de polder om naar het Heilige Land te gaan wanneer de tekenen daar zijn”.
En ik vroeg: “Wat zijn die tekenen?” En opnieuw klonk een stem klonk: “Een tijd, tijden en een halve tijd; en dan zullen al deze dingen voleindigd zijn”. “En Almere, wat zal er dan van haar zijn?”, vroeg ik. En de Stem antwoordde: “Jij maakt je druk over een windmolen die in één nacht is ontstaan en in één nacht is vergaan. Zou Ik dan Almere niet sparen, de grote stad, waarin bijna tweehonderduizend mensen leven, die het onderscheid niet kennen tussen hun rechterhand en hun linkerhand?”. Opeens, als na een windvlaag, waren de windmolens weer molens en geen mensen.
Onzin natuurlijk – de oplettende Tenach-lezer herkent een parafrase op Ezechiël, Daniël en Jona. Maar, de polder wás slaapverwekkend en de overal opduikende windmolens met hun draaiende wieken gaven me een wat raar en onrustig gevoel. Wat een molen met draaiende wieken met een mens kan doen – Don Quichote weet daar alles van… Maar, waarom ik dit écht schrijf is een bericht in verschillende kranten over een experiment met ‘de godshelm’ op de Lowlands, uitgevoerd door David Maij (UvA, faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen) en collegapsychologen Michel van Elk en Uffe Schjoedt. In dit experiment werd 180 personen tijdens de Lowlands een ‘godhelm’ opgezet met het doel mystieke ervaringen op te wekken.
Hoewel het allemaal een fopexperiment was, zei toch de helft dat de helm “mystiek aandoende gevoelens had opgewekt”; bij twintig proefpersonen zelfs zeer intense ervaringen. Dat moet dan bij zo’n ronddraaiende molen met meditatieve wieken toch zeker kunnen? Het artikel in de Volkskrant meldt verder: “Deelnemers kregen een helm met draadjes op, werden geblinddoekt en kregen ruis te horen om hun zintuigen af te schermen van de buitenwereld (…) Tien mensen gaven achteraf aan contact te hebben gevoeld met een ‘ultieme realiteit’; zeven proefpersonen hadden een ervaring die ze ‘heilig’ noemden. Anderen konden hun lichaam niet meer bewegen, raakten diep geëmotioneerd of zeiden zelfs uit hun lichaam te zijn getreden. Iemand zag zichzelf van buitenaf aan het experiment meedoen (…) Van de deelnemers gaf bijna de helft aan gedesoriënteerd te zijn in tijd en ruimte. Velen kregen rare gedachten en ongewone lichamelijke sensaties zoals tintelingen.”
We kunnen het afdoen als zelfsuggestie, maar de vraag is hoe een fophelm met draadjes eraan iemands bewustzijn toch kan beïnvloeden. Hoe verklaar je de verschijnselen en effecten? We weten immers ook van mystici dat die hulpmiddelen gebruikten om hun ervaringen op te wekken: nachtelijke waken, vasten, ademhalingsoefeningen, meditatie, gerichte concentratie op letters op papier of in het hoofd – allemaal methodes om het bewustzijn tijdelijk te beïnvloeden. Maar wat gebeurt er dan precies, waar is iemand dan met zijn bewustzijn en hoe weten we zo zeker dat je niet werkelijk contact kan maken met een andere realiteit? In feite is elke niet-alledaagse ervaring – zoals de Lowlands-proefkonijnen beleefden – een andere realiteit … Kortom, vragen te over die Maij in zijn PHD-project over de rol van cognitieve en neurale mechanismen in het religieuze denken en gedrag wil beantwoorden.
Over beïnvloeding gesproken, zouden die windmolens geluid maken? Vast wel als je er dicht genoeg op zou staan – maar wat gebeurt er met al die geluiden die ze opwekken die ons oor niet bereiken? Fungeren de molenwieken als een modern ‘zoemhout’ of ‘snorrebot’ – volgens een artikel uit 2010 in NRC “een langwerpig, aerodynamisch gesneden stuk hout, steen of been aan een koord. Als je het rondslingert, gaat het om zijn eigen as draaien waarbij het een zoemend, snorrend vibrato voortbrengt (…) De toonhoogte verandert met de lengte van het koord, de afstand tot de luisteraar en de snelheid (dopplereffect). Het lage frequentiegebied van het geluid draagt heel ver, vooral op de wind.”
Misschien waren het wel de eerste muziek instrumenten, die – naast het bang maken van vijanden – echter volgens sommigen ook een ritueel doel diende: regen opwekken of de vooroudergeesten oproepen. Zoemhouten worden over de hele wereld gevonden, van Australië en Noord-Amerika, tot Azië en Europa. Dé expert op zoemhoutgebied is de kunstenaar Phons Bakx die er al in 2010 een boek over schreef: Zoemhout: De wereldomvattende cultuurgeschiedenis van een zoemtoon. Naast de honderden windmolens die misschien wel allerlei wezens uit de kosmos aantrekken, moest ik even aan de sjofar denken. Want terwijl de sjofar ook een muziekinstrument is, wordt er tevens een wat mystiek-magische werking aan toegedicht.
Het geluid van de sjofar moet de luisteraar immers angst inboezemen voor het komende oordeel tijdens de Hoge Feestdagen en aanzetten tot inkeer en beter handelen. Maar het herinnert ook aan de voorouders: aan het offer van Jitschak, de menigte rond de berg Sinai bij de Openbaring en aan de mythische schepping van de eerste mens. Daarnaast moeten de sjofartonen de barmhartigheid van God oproepen. Tot slot stellen sommige kabbalisten dat uit de tonen van de sjofar engelen ontstaan die opstijgen naar de hemel en daar een goed woord voor ons doen.