Het geven van de Tora op de berg Sinaï was een kosmisch moment – de schepping kwam als het ware tot stilstand: "Rabbi Avhu zei in de naam van Rabbi Yochanan: Toen de Heilige Zijn Naam zij geprezen de Tora gaf, tsjilpte geen vogel, de os loeide niet, de wielvormige engelen (ofanim) vlogen niet, de vuurengelen (serafim) stopten met het zeggen van Heilig, (heilig, heilig), de zee was zonder golven, de mensen spraken niet – maar de wereld was stil en zweeg – en toen klonk de stem de wereld in: IK ben de Eeuwige" (Sjemot Rabbah 29).
'Levenloze' natuur (zee), de landdieren, luchtdieren, mensen en de engelenwerelden zwegen toen de Stem van God de wereld binnendrong en alles verlamde, bevroor en voor even deed stilstaan. We vinden hier ook de paradox tussen de stilte van de wereld en de Stem van God die elders in de Psalmen als het meest krachtige geluid wordt voorgesteld.
Psalm 93
De stem van de Eeuwige is over de (oer)wateren, de God der heerlijkheid doet de donder weerklinken, de Eeuwige over de geweldige wateren.
De stem van de Eeuwige is vol kracht, de stem van de Eeuwige is vol glorie.
De stem van de Eeuwige breekt ceders, ja, de Eeuwige breekt de cederen van de Libanon.
Hij doet ze opspringen als een stierkalf, de [bergen] Libanon en de Sirjon als een jonge woudos.
De stem van de Eeuwige klieft [als] vuurvlammen,
De stem van de Eeuwige doet de woestijn beven; de Eeuwige doet de woestijn van Kadesj beven;
De stem van de Eeuwige doet de hinden [jongen] werpen; zij ontschorst de wouden …
De profeet Elijahoe zal met dezelfde paradox te maken krijgen, vele eeuwen later.
Daarop zei Hij: Ga naar buiten en sta op de berg voor het aangezicht van de Eeuwige.
En zie, toen de Eeuwige juist zou voorbijgaan, was er een geweldige en sterke wind, die bergen uiteenrijt en rotsen verbrijzelde, die voor de Eeuwige uitging.
– niet in de wind was de Eeuwige.
En na de wind een aardbeving.
– Maar niet in de aardbeving was de Eeuwige.
En na de aardbeving een vuur.
– Niet in het vuur was de Eeuwige.
En na het vuur; de Stem [kol] – als een iel zwijgen [demamah dakah]… (I Kon. 19:11-)
Na deze flow en ultieme piekervaring, volgt al snel wat lijkt op een ontnuchterende agenda van 'hoe het nu verder moet', een lange termijn visie.
… Jullie hebben gezien, dat Ik van de hemel met jullie gesproken heb; Je zult naast Mij geen [andere] goden maken; zilveren of gouden goden zult u niet maken.
Een altaar van aarde zul je voor Mij maken en daarop offeren je brandoffers en je vredeoffers, kleinvee en runderen … Indien je echter een altaar van stenen voor Mij
maakt, dan mag jij het niet bouwen van gehouwen steen; zodra je dat met je houweel
bewerkt, is het ontwijdt.
En ook mag je niet via een trap naar mijn altaar opklimmen, opdat daarop je schaamte niet zichtbaar wordt … (Sjemot 20:22-26).
Goud en zilveren beelden doen denken aan de megalomane bouwwerken, standbeelden en andere symbolen in de openbare ruimten die vaak het kenmerk zijn van een dictatuur, totalitair systeem of andere onvrij ideologisch systeem. Een groter contrast met de simpele aarden altaartjes die de God van Israël wil is haast niet denkbaar, gemaakt van het oermateriaal waaruit veel in de Schepping is gemaakt, de mens incluis.
Als je dan per se een stenen altaar wilt maken om voor jezelf iets blijvends en markerends te maken, dan mag je in ieder geval die stenen niet bewerken met metaal. Metaal staat immers voor wapens en dus voor machtsongelijkheid, geweld en een onrechtvaardige maatschappij. Ook trappen passen bij een cultuur waarin het vooral om het uiterlijk gaat in plaats van het ethisch-morele. Zelfs bij zo iets simpels als de trap oplopen moet je mindful zijn, zegt de Tora. En jezelf, je omgeving én de stenen niet beschamen, leren de rabbijnen. Als je levenloze materie al niet mag beschamen, hoeveel te meer dan mensen van vlees en bloed? Uiteindelijk gaat het om de kleine dingen van het dagelijkse leven en het fijne weefsel van de samenleving. Grote ideeën zijn mooi, vele kleine daden nog béter.
Sjabbat sjalom!