In een recente column kunt u mijn voorliefde voor de verhalen in Bereesjiet teruglezen. Deze verhalen lenen zich minder makkelijk dan men denkt voor eenvoudige sjablonen van goed en fout, geliefd en gehaat, gezegend en vervloekt. Hoewel deze categorieën wel degelijk worden geïntroduceerd in de narratieven.
Neem nou Jakov die door zijn vader niet direct werd geliefd – ook niet gehaat overigens – maar wel de lieveling van zijn moeder was. We kennen allemaal het verhaal van de list waardoor Jakov tóch de zegen krijgt en de geliefde zoon van zijn vader pretendeert te zijn. Deze zegen levert echter weinig op want hij moet al snel vluchten voor de negatieve emoties/wraak van broer Esav. Gezegend zijn zorgt dus niet meteen automatisch voor welzijn en veiligheid. En laten we niet vergeten dat de verworpen Esav het volgens de Tora prima doet: hij laat op een eigen territorium (Edom) een grote schare aan nakomelingen achter, normaliter zijn beide een vast onderdeel van de Bijbelse zegen (nakomelingen en gebied). En niet zomaar nakomelingen, maar machtige leiders (aloefiem) en zelfs koningen: “En dit waren de koningen, die over het land Edom regeerden, voordat er een koning over de Israeliëten regeerde” (Bereesjiet 36:31).
Een zelfde patroon zien we wanneer Jakov naar Charan vlucht en bij oom Laban terechtkomt, de aartsleugenaar, oplichter en bedrieger die Jakov een lesje leert. Jakov heeft een duidelijke voorkeur voor één van zijn dochters, Rachel, onder andere omdat zij de mooiste is (29:17) en hij van haar houdt. Er staat overigens nergens dat hij Leah haat, hoewel zij dit wel zo ervaart (29:30-31). En laat nou net de minder populaire vrouw de meest vruchtbare zijn – een teken van zegen – en de geliefde vrouw in eerste instantie onvruchtbaar. En als het Rachel na lange tijd lukt om twee zonen te baren, sterft zij tijdens de bevalling van de jongste zoon Benjamin. Hetzelfde patroon zet zich voort in de zonen van Jakov zelf. Joséf is de geliefde zoon, maar de gehate broer van zijn siblings. En hoewel het verhaal uiteindelijk goed voor hem afloopt, gaat zijn leven aanvankelijk verre van gemakkelijk: verkocht als slaaf aan Egypte en de intriges aan het huis van Potifar die hem uiteindelijk in de gevangenis doen belanden – vast geen pretje in die tijd …
En dan is daar nog dat merkwaardige incident wanneer Jakov aan het eind van zijn leven de zonen van Joséf, zijn geliefde zoon, wil zegenen. Hij plaatst zijn rechterhand op het hoofd van de jongere zoon Efrajim, en zijn linkerhand op het hoofd van de eerstgeborene Menasje (48:14). Hij doet nu dus eigenlijk bewust wat zijn eigen vader Jitschak zoveel jaren eerder onbewust deed. En inderdaad wordt Efrajim een belangrijke stam – het Noordelijke Rijk van Israël wordt in Tenach ook wel aangeduid als Efrajim. Op de langere termijn van de Bijbelse geschiedenis blijkt het lot van de geliefde zoon Joséf en zijn zonen ook niet echt positief – het Noordelijke Rijk wordt eeuwen vóór de val van het Zuidelijke Rijk Judea onder de voet gelopen door de Assyriërs, in de achtste eeuw voor de jaartelling. Een deel van de inwoners van Efrajim wordt meegenomen door de bezetter en de Assyriërs brengen andere volkeren uit hun rijk naar Israël.
Gezegend, geliefd en uitverkoren zijn, is geen automatisch recept voor succes. Dat wordt (soms)vooral door eigen inzet bepaald, lijkt de boodschap.