In mijn vorige blog/column somberde ik een beetje over het toenemende religieuze tribalisme in Israël. Religie betekent in hoofdzaak 'verbinden' – de mensen met elkaar verbinden, de mens met het Hogere verbinden, en de mens met zichzelf, met zijn eigen kern verbinden. En dat is natuurlijk prima. Een samenleving zonder religie is kaal en doods. Welke vorm religie precies moet krijgen, daar kunnen we natuurlijk met elkaar van mening over verschillen. Maar dat religie tot de menselijke cultuur hoort lijkt me een duidelijke zaak. Anders wordt het wanneer er een soort religieus tribalisme ontstaat – dan is religie geen verbindende factor meer, maar juist iets dat tussen mensen in komt te staan.
Dat begint overigens al in het vliegtuig. Al het eten tijdens de EL-AL vlucht wordt in Israël gemaakt, door Joden, en vrijwel alle bereide etenswaren en dranken in Israël worden onder rabbinaal toezicht of idem controle gemaakt. Toch zijn er altijd weer mensen aan boord die zich willen onderscheiden van hun mede-Joden en mede-gelovigen (ook orthodox), door speciaal eten te vragen met nóg betere certificaten, nog strengere eisen (meer bling-bling)... Zo wordt kasjroet van bewustwording over hoe we met ons lichaam en de natuur omgaan tot een soort nieuw kastestelsel (‘Bij dié mensen eet ik niet...’). Dat kan niet de bedoeling zijn. En zo eten mijn buurman en ik dezelfde choumous – alleen, op mijn choumous staat een ‘gewoon’ kosjercertificaat, en op zijn choumous een super-certificaat (Badatz of zo, voor de ingewijdenen... ).
Dat is niet in overeenstemming met hoe het Jodendom dat zelf ziet: "Haar wegen zijn aangename wegen, en al haar paden vrede”, zegt het boek Spreuken (3:17). Dat dit niet zomaar mooie, loze woorden zijn, blijkt uit het feit dat we dit vers zeggen – of zingen – wanneer we de Torarol terugbrengen naar de Heilige Ark- de Aron Hakodesj na de wekelijkse publieke lezing. Alsof we willen zeggen: je hebt nu de woorden van de Tora gehoord, maar denk er aan dat ze alleen tot hun recht kunnen komen in de geleefde werkelijkheid, vanuit een integere en oprechte relatie met de ander (en tot jezelf). Het is dus een opdracht om te zorgen dat de wegen en paden van de Tora aangenaam en vreedzaam worden (en blijven...).
Vreedzame paden is ook een halachisch principe dat aangeduid wordt met het begrip ‘darché sjalom’ – de wegen van de vrede. Om de vrede te bewaren en een vreedzame samenleving te vormen, hebben de rabbijnen allerlei regels ingesteld om te zorgen dat het sociale verkeer aangenaam is en harmonieus. Zo vond men al in de Oudheid dat ook heidenen ondersteund mochten worden uit de gelden van de armenzorg, en dat ook heidenen een deel mochten opeisen van de landbouwafdrachten voor de armen – zoals aren die op het veld zijn vergeten en het gedeelte van de hoek van het veld dat niet geoogst mag worden en aan de armen behoorde.
Toch maak je in Israël weer dingen mee die je niet gauw in Nederland ziet gebeuren. Omdat we Tsefat een leuke stad vinden, proberen we elke keer als we in Israël zijn er ‘even’ (afhankelijk van het Israëlische verkeer...) langs te gaan. En omdat ik een beetje dwangneurotisch ben, stoppen we de laatste jaren elke keer bij hetzelfde benzinestation op een afstand van zo een half uurtje rijden van Tsefat. Omdat de uitbater van het station zo'n leuke man is. Een oorspronkelijke bedoeïene waarvan de opa uit Jemen naar Israël is gekomen. “We zijn allemaal bedoeïnen, Joden, Arabieren – allemaal”, zegt hij de hele tijd. Vond ik wel mooi klinken – we zijn allemaal bedoeïenen. Allemaal op doorreis ergens naar toe. Maar, waar naar toe precies?
Deze keer is onze bedoeïene er niet. We ploffen neer op twee houten bankjes die vastzitten aan een houten tafel, en kijken uit op een mooi vergezicht over de bergen. Een plastic dakje geeft ons halve schaduw. Opeens komen er twee motoragenten aanrijden. Ze parkeren vlak bij ons rustige plekje en ploffen naast ons neer. “Vreselijk warm in die motorkleren”, zegt de oudste, die duidelijk een hogere rang heeft dan de jongere agent. “Tja”, zeg ik, “warm - inderdaad”. Het zijn dit soort filosofische teksten die er al meerdere malen voor zorgden dat ik in diepgaande gesprekken verwikkeld raak met onbekenden. De oudere agent haalt nu papieren tevoorschijn en begint luid te lezen: “Eens even kijken, wat hadden we tot nu toe vandaag: 3 x mobiel bellen, 2 x in de vluchtstrook inhalen, 5 x ...”. “He”, zeg ik tegen mijn vrouw, “die zit gewoon zijn administratie hier te doen”.
Mijn vrouw besluit de Joodse ‘wat-kost-dat-nou’-vraag te stellen: “Hoe hoog is de boete voor het praten met een mobieltje eigenlijk?” "1000 sjekel", zegt de agent met een grijns. “Prima”, zegt mijn vrouw op licht schijnheilige toon. “Dan leren ze het wel af”. “Ja, ja”, bromt de agent, “dat zeg je nu – maar als je aangehouden wordt dan piep je wel anders. Dan wil je opeens coulantie”. “Nee, hoor”, zegt mijn vrouw weer – en vaag lijkt er een aureool boven haar hoofd te verschijnen (of is het een luchtspiegeling door de warmte?). De agent wil weten waar we vandaan komen. Holland zeg ik. Aaaaa, Holland. De agent blijkt vroeger in een uitwisselingsprojekt als tiener in Nederland te zijn geweest. Want Chadera – waar hij vandaan kwam – had een zusterstad in Nederland, vertelt hij. Thuis blijkt inderdaad het Groningse Haren de zusterstad van Chadera te zijn. “Ze hebben ons toen nog meegenomen naar de hoerenbuurt in Amsterdam”, vertelt de agent met een vleugje nostalgie. "Jaja", zeg ik weer, met mijn karakteristieke filosofische inslag.
Dan is het tijd om te gaan. We bieden de beide motoragenten nog wat fruit aan. Opeens besef ik dat het deze twee agenten waren die enige kilometers eerder een man met zijn gezin – en fietsen op het dak – langs de weg aanhielden. "Waarom mag je geen fiets op je dak meer hebben?", vraag ik vrijpostig.
“Fiets? Hoe bedoel je?” – zegt de motoragent. “Dat was toch helemaal niet het probleem?” Wat dan wel – wil ik weten.
“Heb je dat dan niet gezien?”.
"Nee", zeg ik, met iets minder zelfvertrouwen.
“Die man reed gewoon een heel stuk op de vluchtstrook om de file te passeren...”
"Aaaah", zeg ik bedachtzaam.
"Tot ziens! Le-Hitra'ot."
Aardige motoragent, denk ik bij het wegrijden – terwijl ik nu iets voorzichtiger bij het benzinestation wegrij.
Sjabbat Sjalom!