Aan de overkant van de Jordaan ligt het Beloofde Land. Maar ja, dat is een vaag begrip voor de toehoorders van Mosjé's rede. Daarom maakt hij het land tastbaar: "… een goed land, een land van beken, bronnen en wateren uit de diepten, die in de dalen en vanuit de bergen ontspringen. Een land van tarwe en gerst, van wijnstokken, vijgenbomen en granaatappels; een land van olierijke olijfbomen en (dadel)honing; een land, waarin je niet in zieligheid / armoede uw brood zult eten, waarin het je aan niets gebrek zult hebben; een land, welke de stenen ijzer bevatten en uit diens bergen je koper zult houwen. Je zult eten en verzadigd worden en de Eeuwige … prijzen om het goede land …" (Dewariem 8:7-10).
Want het Beloofde Land is heel reëel en concreet. Geen sereen paradijs of puur spirituele, geestelijke ruimte, maar een plek waar je met je lichaam ook echt leeft en je zintuigelijk wordt aangesproken.
In Dewariem is er veel aandacht voor de zintuigen: het horen keert bijvoorbeeld vaak terug. En niet alleen in de bekende geloofsuiting van het Sjema, maar ook als opening van een belangrijke boodschap die volgt: "Hoor Jisraeel, jullie trekken vandaag de Jordaan over …" (9:1). Of: "Hoor Jisraeel de inzettingen en de rechtsverordeningen, die ik heden jullie oren doe horen …" (5:1). En: "Want wie van alle mensen heeft zoals wij de stem van de levende God horen spreken vanuit het vuur en bleef leven?” (5:23/26).
Ook het kijken – het oog – wordt aangesproken: "Zie, Ik heb jullie het land al binnen gezichtsbereik gegeven; ga het binnen en neem het land in bezit …" (1:8). Of: "Zie, ik leg u heden zegen en vloek voor …" (11:26). En: "Zie, ik leg jullie heden het leven en het goede voor; [maar ook] de dood en het kwaad" (30:15).
En dan is er de tastzin, het treden en voelen met je voeten: "Elke plaats waar jullie voetzool zal treden, zal van jullie zijn: vanaf de woestijn en de Libanon, vanaf de rivier de Eufraat tot aan de achterste zee …" (11:24). Van de voet komen we bij de hiel – de akev in het Hebreeuws (denk aan de naam Jakov). Het woord voor hiel – ajin koef beth – kan ook worden gelezen als ekev: 'omdat', 'doordat', 'als gevolg van'. In dat 'gevolg van' zit nog iets van de voet die ergens achteraan loopt, vandaar overdrachtelijk iets dat volgt op een eerdere oorzaak: "En het zal zijn, omdat (ekev) je aan deze (rechts)verordeningen gehoor geeft en ze aandachtig onderhoudt, dat de Eeuwigere, uw God, aangaande jullie het verbond en de goedertierenheid (chesed) zal onderhouden …" (7:12). Hierna volgt een reeks aan zegeningen die door God zullen worden gegeven, als teken van zijn liefde en zegen. De rabbijnen willen hier op de Midrasj manier niet 'omdat/doordat' (ekev) lezen, maar 'hiel' (akev): "Als jullie acht slaan op de 'lichte' (kleine) geboden, die men [gewoonlijk] met hielen treedt (d.w.z. die men als onbelangrijk ziet), dan zal de zegen en liefde van God jullie ten deel vallen.”
Soms zien we in onze dradendrang alleen de grote dingen, maar niet de kleine zaken, de details, die soms toch heel belangrijk zijn. Of door de automatische piloot waarmee we de dingen doen, doen we ze onbezield, waardoor de kleine zaken 'vertrappen'. De letters van 'hiel' en 'omdat' (ajin koef beth) vormen in een andere volgorde ook het woord kevah, dat 'vast', 'vastgesteld' betekent en de context van sleur en gewoonte oproept. De rabbijnen zeiden daarom over het gebed dat men het gebed niet 'vast' (statisch) moet maken, maar 'rachamim', iets gepassioneerds, met gevoel – vanuit de 'baarmoeder' van de ziel.
De combinatie 'horen' (oren) en 'hiel' levert ook het beeld op van 'luisteren van top tot teen'. Luisteren – dat in het Hebreeuws ook begrijpen betekent (denken, mentaal, het hoofd) – moet in contact blijven staan met de voeten, de grond, om zich niet te verliezen in allerlei grote visioenen en zo de kleine maar toch belangrijke dingen over het hoofd te zien.
De aandachtige lezer ziet dat in tegenstelling tot zien en horen 'ruiken'/de neus geen rol speelt. Dat komt omdat ruiken als heel etherisch wordt gezien, als verbonden met de ziel (de ziel wordt via de neus ingeblazen in Berésjiet), en het ontwikkelen van de reuk op juiste wijze alleen in een messiaans bewustzijn kan plaatsvinden. De Masjiach oordeelt immers door middel van reuk, zoals Jesjaja zegt over de messiaanse persoon: "Zijn ruiken zal zijn in/met de vreze voor de Eeuwige en/want hij zal niet oordelen naar wat zijn ogen zien en hij zal niet terechtwijzen met/naar wat zijn oren horen."
Behalve het zuiveren van de zintuigelijke ervaringen, gaat het er ook om de juiste emoties te hebben bij alles wat men doet. Het gaat dan vooral om twee emoties 'liefde' (ahavah) en 'ontzag' (jirah), die allebei nodig zijn en idealiter in evenwicht zijn. De Zohar ziet het als twee vleugels die de dingen op een hoger plan brengen omdat ze met gevoel volbracht worden. Dewariem heeft het vaak over het liefhebben van God, Gods liefde voor Israël en het ontzag voor Hem als de kern van het jodendom. Uiteraard moet je ook je medemens liefhebben, maar dat weten we al uit Wajikra 19:18 … Of zoals de rabbijnen zeggen: het eerste stuk van het Sjema (6:4–9) gaat vooral over de liefde (er wordt niet verwezen naar het concreet doen van de geboden), het tweede stuk over ontzag (11:13–21).
Tot slot is er het geestelijke niveau. Hier moet men vooral oppassen om van de zuivere indrukken van de zintuigen geen mentale beelden te maken en deze voor iets tastbaars en statisch/vast te houden: “Wees zeer voorzichtig voor/met jezelf, want je hebt niets gezien aan beeld/enige gestalte op de dag dat de Eeuwige bij Choreb tot jullie sprak vanuit het vuur" (4:15). Toch wordt in die ontkenning zelf ook weer een beeld gebruikt: 'vuur'. We lezen dat elders ook, wanneer wordt beschreven dat God de reusachtige bewoners van Kenaän zal vernietigen: "Weet dan … dat de Eeuwige, uw God, zelf voor jullie uit gaat als een verterend vuur …" (9:3). Helemaal zonder beeldspraak gaat het niet, zolang je maar weet dat het slechts een metafoor is, en niet verwijst naar de realiteit van het Goddelijke zelf.
Sjabbat sjalom!