Dit jaar zijn we met Pesach in Israël – iets dat een kleine tien jaar niet meer is voorgekomen. De hoofdreden hiervoor is dat de verschillende vakantieroosters in ons gezin een gezamenlijke voorjaarsvakantie en meivakantie bemoeilijken. Bovendien valt Pesach vaak vroeg in het jaar – ver voor de meivakanties in onze regio (Noord-Holland). Omdat mijn vader twee maanden geleden 75 jaar werd, Pesach en Pasen dit jaar op hetzelfde moment vallen, en onze dochter Ronie in maart bat mitswa was - deed de mogelijkheid zich dus weer eens voor. En die grepen we uiteraard aan. Anders kunnen we ook de bat mitswa niet met de familie in Israël vieren. Tuurlijk kun je het in de zomer vieren, maar zo’n vijf maanden later een feestje vieren, voelt wat mal … En zo zaten we dus enkele dagen voor Pesach in de El Al vlucht richting het Beloofde Land.
Aan boord van het vliegtuig is er niets dat me specifiek aan Pesach doet denken – alles ziet er haast verdacht normaal uit. Tja, wat voor Pesachsfeer zou je in een vliegtuig al willen hebben? Cabinepersoneel met schortjes voor met daarop matses? Of een loper met een sederschotel op het toch al krappe middenpad? Stomme gedachte ergens. Nee, ook geen Pesachliedjes als muziek gehoord. Tijdens het eten let ik nog even scherp op. Misschien krijgen we onder het schaaltje eten een papieren placemat met iets van Pesach erop? Nada. Ook het eten lijkt verdraaid gewoon. Of zouden het verkleinen van de porties van het hoofdgerecht, het weglaten van het smakelijk toetje en het water voor bij de maaltijd, in de traditionele ronde plastic verpakking, iets met Pesach te maken hebben?
Ah - een wit broodje. Maar, is het wel echt brood? Ik knijp er in en het veert verdacht snel weer terug. Misschien matsemeel met een hoge doses eiwit, mompel ik in mezelf. Ik breek het broodje doormidden en neem voorzichtig een hapje. Het smaakt zoet. Ik besluit de hulplijn in te zetten en een stewardess te vragen of het echt brood is, of van matsemeel gemaakt nepbrood dat niet van echt is te onderscheiden. Glazig kijkt ze me aan – ze is dan ook al vanaf vannacht in de weer (de heenweg naar Amsterdam) - en zegt kort: “Het is gewoon een broodje”(lachmania). Ik besluit maar geen wedervraag te stellen. Hoewel, het broodje is wel erg zoet; wit brood = slechte koolhydraten = omzetting in vet – en Pesach moet nog beginnen!
Hebben jullie ook bruin brood, vraag ik dit keer aan de purser – een man die altijd optimistisch lijkt te zijn. “Dit zijn de broodjes die we hebben”, zegt hij terwijl hij naar een reusachtige zak met nog meer zoete witte broodjes wijst. De man heeft waarschijnlijk ooit op cursus geleerd dat je nooit 'nee' mag verkopen aan de consument. Maar het komt natuurlijk op hetzelfde neer: alleen zoete witte broodjes gebakken deze keer. De vlucht verloopt verder prima – het vliegtuig is er maar liefst twintig minuten eerder dan verwacht. Een meevaller. Hoewel – onze vroege komst heeft ook de autoriteiten op het vliegveld verrast, horen we door de luidsprekers. De slurf is er nog niet, dus graag nog even geduld, zegt de stem weer. Na zo’n tien minuten lijkt de slurf er aan te komen. De stem wenst ons nog “een goede en koosjere Pesach!” (Aha, dus toch!) met veel geluk en vrijheid.
Tijdens het aftellen naar Pesachavond valt mijn oog op op een artikel in Yediot Achronot over een opmerkelijke vondst van professor Zohar Amar van het Martin (Szusz) Department of Land of Israel Studies and Archaeology van de Bar-Ilan Universiteit. De man heeft eierschalen gevonden uit de Bijbelse periode van de Eerste Tempel. Via een algoritme en puzzel-plakwerk lukte het hem om de grootte van de eieren van die periode vast te stellen: ze waren 50 cm hoog en hadden een inhoud van 61 cc. Ook werden er in die tijd meer kippen gehouden door de elite dan men voorheen dacht. Wat is nu het belang van deze vondst? In de rabbinale bronnen worden de halachische maten vaak in eieren en olijven uitgedrukt. Dus ook voor de hoeveelheid matse en maror die men met Pesach moet eten.
Maar ja, er is al vanaf de Middeleeuwen een debat over de verhouding tussen de olijf en ei; is een olijf nu een half ei of een derde ei? Maar veel belangrijker: hoe gróót is een ei? Eeuwenlang maakte men zich daar niet echt heel druk over, totdat in de 18de eeuw de Nodah BeJehoeda opperde dat de eieren en olijven vanaf de Oudheid tot nu met de helft gekrompen zouden zijn. Hij adviseerde daarom de verplichte hoeveelheden te verdubbelen. Voor- en tegenstanders waren hier al een tijdje over aan het bakkeleien, maar de laatste vijftig jaar werden de grotere, dubbele maten als standaard steeds populairder (lees: voorgeschreven) in het halachische debat. Met de reconstructie van de Bijbelse eieren door Amar lijkt het kamp dat met de dubbele maten meet, in verlegenheid gebracht. Want voor sommigen was sederavond een soort omgekeerde Jom Kipoer: zoveel mogelijk voedsel (matse + maror) consumeren in zo kort mogelijke tijd, versus zolang mogelijk zonder eten doen op de jaarlijkse vastendag.
Lees over deze hele controverse het interessante artikel van rabbijn Slifkin. Slifkin? Ja, die Slifkin wiens boeken in de ban werden gedaan, want te wetenschappelijk en te rationeel …
Ik wens u allemaal een goede Pesach, met matses, charouses, wijn en andere lekkernijen!