Hoe ga je om met een crisis? De verhalen over de aartsvaders – in bijzonder Jakov – geven daar een interessante kijk op. Neem het conflict met broer Esav nadat Jakov de zegen van de eerstgeborene met een list had verworven. Na zo’n twintig jaar als balling in het buitenland te hebben geleefd, is het tijd voor verzoening. Althans, dat is het plan van Jakov. Maar hij maakt zich ook op voor een ander scenario – vluchten. Of zoals de rabbijnen dat zien: een vorm van strijd.
Hoe het ook zij, door zijn familie (en manschappen) in twee groepen te delen creëert hij een mogelijkheid dat één van beide groepen zal overleven als de ander strijdend ten onder gaat. Geen aantrekkelijk idee, maar als plan B misschien wel verstandig. Want een verzoening is nooit zonder risico – is die ander wel te vertrouwen? Jakov wil echter het risico wel nemen; hij verkiest de vreedzame, harmonische oplossing boven strijd en geweld. Een boodschap die actueel is in elke tijd en crisis waarin het risico bestaat dat mensen tegenover elkaar komen te staan. Goede Jakov-achtige leiders met visie zijn dan extra belangrijk om de processen in goede banen te leiden.
Dit pad van vreedzaamheid als eerste keuze vinden we ook terug in andere verhalen van Jakov. Op zijn tocht terug naar huis krijgt hij van God de opdracht in Beth-El een altaar te bouwen. Het is de plek waar God hem, toen hij op de vlucht was voor zijn broer Esau, bescherming beloofde. Het visioen van de ladder die vanaf de aarde tot de hemel reikte en de Goddelijke stem die hem vanuit de hemel bescherming beloofde, waren hem in die twintig jaar altijd bijgebleven. Jakov beseft dat de ontmoeting met deze heilige plek wel een bepaalde voorbereiding eist.
“Toen zei Jakov tot zijn huisgezin en tot allen die bij hem waren: verwijder de vreemde goden die in uw midden zijn, reinig u en wissel uw kleren. Laten wij ons dan gereed maken en naar Beth-El trekken, en ik zal daar een altaar oprichten voor die God, die mij geantwoord heeft op de dag van mijn benauwenis, en die met mij geweest is op de weg die ik gegaan ben. En toen gaven zij Jakov al de vreemde goden die in hun bezit (letterlijk: handen, misschien wel ringen?) waren, en de ringen die in hun oren waren, en Jakob begroef ze onder de terebint die bij Sjechem is” (Bereesjiet 35:2-4).
Wel wat anders dan de compromisloze en meer agressieve houding die we uit Dewariem kunnen halen. “Dit zijn de inzettingen en de verordeningen, die u in acht zult nemen om ze uit te voeren in het land dat de Eeuwige, de God van uw voorvaderen, u gegeven heeft om het te bezitten, alle dagen dat u op de aarde leeft. U zult alle plaatsen volkomen vernietigen, waar de volken, wier gebied u in bezit neemt, hun goden gediend hebben – op de hoge bergen en op heuvels en onder elke groene boom. U zult hun altaren afbreken, hun gewijde stenen verbrijzelen, hun gewijde palen met vuur verbranden, de gesneden beelden van hun goden omhouwen en [zo] hun naam van die plaats doen verdwijnen…” (Dewariem 12:1-3).
Een wat onsympathiekere boodschap dan die in de verhalen van Jakov. En zelfs als zijn dochter Dina wordt ontvoerd en verkracht door een van de notabelen van Sjechem, berispt Jakov zijn beide zonen Sjimon en Levi, die uit wraak en met een list alle mannelijke inwoners daar doden. Aanvankelijk uit angst dat daarmee de aanwezigheid van Jakovs familie in Israël onmogelijk wordt gemaakt door een tegenactie, uit wraak op de eerdere wraakactie (Bereesjiet 34). Maar ook later op zijn sterfbed, wanneer hij elke zoon zegent, houdt Jakov beide zonen deze misstap voor – "werktuigen van geweld zijn hun gereedschappen" (49:5).
Rasji vraagt zich aan het begin van het boek Bereesjiet af (op 1:1) waarom de Tora niet gewoon begint met de eerste mitswa, de eerste opdracht, in het boek Sjemot. Hij geeft zijn antwoord – gebaseerd op de midrasj.
Misschien kunnen we daar de bovenstaande observaties aan toe voegen, omdat de verhalen over de aartsvaders perspectieven laten zien die niet vanzelfsprekend zijn en niet altijd expliciet aan bod komen in Tenach.
Sjabbat sjalom!