Een bericht op het nieuws: 85.000 kinderen zijn er tot nu toe al omgekomen van de honger in de oorlog in Jemen. Bij dit soort berichten duizelt het me altijd een beetje. Komt er nou nooit een einde aan de oorlogen? Is dit de prijs die we moeten betalen als mensheid, en voor wat dan – vraag je je machteloos af. En dat is nog maar één conflicthaard in de wereld. Haast ongelooflijk. We hebben net de Eerste Wereldoorlog herdacht, honderd jaar na de wapenstilstand – goed voor “zo’n 10 miljoen soldaten (…) en zeker 6 miljoen burgers.”
En laten we de doden door de Spaanse griepepidemie niet vergeten, die extra veel slachtoffers maakte door de slechte weerstand van de mensen na jaren oorlog, nog eens tientallen miljoenen slachtoffers in de jaren 1918-1919. En dan hebben we ook nog de ‘gewone’ honger in de wereld, die niet per se is te wijten aan een conflict, want “een op de negen mensen in de wereld is ondervoed en dat aantal is stijgende.”
Het is daarom belangrijk dat ook het NIK de brandbrief aan premier Rutte over Jemen ondertekende. Maar wat zouden we nog meer kunnen doen? Onze invloed is beperkt, hoor je een rationele stem zeggen: we kunnen niet alle problemen in de wereld oplossen. Maar: we moeten toch iets doen, dat kan toch zo niet! – zegt de stem van ons geweten, onze emotie aan de andere kant. Overmoed en te hoog gegrepen idealisme liggen op de loer als we al te snel alles in één keer willen oplossen. En daardoor schijnoplossingen voor échte, bestendige oplossingen aanzien. Aan de andere kant liggen onverschilligheid en nihilisme op de loer als struikelblokken. Zodat we al helemaal niet meer geloven dat mensen en situaties kunnen veranderen. We raken dan zo gewend aan wat niet goed is, slecht is of zelfs abject dat niets ons meer raakt. Ook geen lokkend perspectief …
Maar wat moet je dan wél doen? Dat is niet zo makkelijk te zeggen – onze cirkel van invloed is helaas altijd beperkter dan onze cirkel van betrokkenheid. Misschien kunnen we wat steun ontlenen aan de parasja van deze week, Wajisjlach (Beresjiet 32:4 – 36:43). Daar lezen we hoe Ja’akov zich voorbereidt op de ontmoeting met zijn broer Esau na zo’n twintig jaar waarin de broers elkaar niet hebben gezien hebben, en uit elkaar waren gegaan in een gespannen verhouding.
Volgens de rabbijnen maakte Ja’akov zich op voor drie scenario’s. Zijn handelen strekte zich uit naar drie niveaus: zich verdedigen met strijd; gebed; en verzoening door middel van een geschenk. Zich verdedigen en strijd leveren: omdat hij als een soort legeraanvoerder zijn mensen in twee ‘divisies’ indeelde, opdat als het moest de strijd kon worden geleverd en in ieder geval één groep gespaard zou blijven (32:8-9). Ook bad hij tot God: “Toen zei Ja’akov: ‘God van mijn vader Abraham en God van mijn vader Jitschak (…) Red mij toch uit de hand van mijn broeder, uit de hand van Esav, want ik ben bevreesd voor hem; misschien zal hij komen en mij verslaan, zowel moeder als kinderen.” (32:10, 12) Ten slotte zocht hij ook een meer pragmatische en vreedzame oplossing: het geschenk. We lezen daar uitgebreid over in de rest van hoofdstuk 32. Het bijzondere is dat je je tegelijkertijd met al je kracht inzet voor deze drie zo totaal verschillende scenario’s, legt de Lubavitscher Rebbe uit. Je doet een oplossing dus niet halfslachtig.
We kunnen ons in een situatie niet onttrekken aan een oproep tot handelen, al is dat een meer symbolische vorm van handelen – zoals het geven aan een goed doel. Ook kunnen we dawwenen – in de letterlijke zin betekent dat een gebed uitspreken, bijvoorbeeld voor de wereldvrede. Een voorbeeld hiervan is te vinden op de website van de Cardozo Academy, van rabbijn Nathan Lopes Cardozo. Een andere tekst mag natuurlijk ook. Gebed kan ook betekenen: openstaan voor het onverwachte – dat wat opeens gebeurt, tegen alle verwachtingen in. Een gelovige zal hier de hand van God in zien die voor heel even iets tastbaars toont. Tot slot is er het geschenk: de bereidheid iets op te offeren voor een oplossing. De bereidheid om er ook zonder powerplay misschien uit te komen. Al deze oplossingen vereisen wel reflectie – misschien ook een vorm van gebed?
Waar hoopten zo veel generaties Joden op wanneer ze het over de messiaanse tijd hadden? Over een betere wereld die gewoon ook in fysieke zin volmaakter is. Maar ook – in de tweede fase – een beter menszijn door een hoger inzicht in de wezenlijk zaken. Of zoals Maimonides het verwoordt aan het einde van zijn codex, de Misjne Tora: “In that Era there will be neither famine nor war, neither envy nor competition, for good things will flow in abundance and all the delights will be as freely available as dust. The occupation of the entire world will be solely to know G-d… as it is written [Yeshayahu 11:9], ‘For the world will be filled with the knowledge of G-d as the waters cover the ocean bed’.”
Sjabbat sjalom!