Pesach is weer voorbij, zonder de nodige problemen ... Het is altijd wel weer raar – net als je aan die matzes gaat wennen en Pesach leuk begint te vinden, is het al weer voorbij. Het raarst is de enorme devaluatie die de matze zelf doormaakt. Zelfs de meest goedkope machinaal gemaakte matze kost nog altijd het dubbele van brood. Terwijl er in matzes juist minder ingrediënten zitten dan in brood: geen zout, geen gist, geen broodverbetermiddel, geen emulgatoren – alleen meel en water! Na Pesach is zo’n matze niets meer waard – een uit de krachten gegroeide cracker waar je niet eens op je werk mee kan aankomen voor de lunch. En iedereen heeft wel een doosje matzes teveel gekocht ...
Nog schrijnender is het met de handgemaakte matzes die vooral door Chassidiem en Oriëntaalse Joden worden gegeten. De prijs van deze matzes rijzen (!) helemaal de pan uit: zo tussen de 90 en 120 sjekel voor één kilo – oftewel ongeveer tussen de 15-25 euro per kilo! Sommigen eten alleen op seideravond deze handgebakken matzes, maar anderen de hele Pesach lang! Na Pesach zijn deze vaak zwartgeblakerde en naar karton smakende matzes niets meer waard! Zonde ... en recyclen of voor het volgende jaar bewaren gaat natuurlijk niet.
Hoewel Pesach voorbij is, heeft iedereen hier nog steeds vakantie. Vandaar dat we afspreken met mijn zus dat we vandaag wat leuks gaan doen. En zo gaan we in de namiddag samen richting een park op het industrieterrein van Rechovot ‘waar het leuk is’. Eigenaardige locatie voor een park zo’n industrieterrein, denk ik in mezelf. Het is eigenlijk meer een speeltuin dan een park blijkt – het gehavende gras zou in Nederland niet als ‘park’ bestempeld kunnen worden ... Maar de speeltuin is inderdaad mooi: lange en ingewikkelde glijbanen van allerlei hoogtes – in dichte plastic buizen die mij meteen een claustrofobisch gevoel geven – en klim- en sporttoestellen in allerlei modellen en maten. Maar we zijn niet alleen – het is afgeladen. Want iedereen heeft natuurlijk nog vakantie en vraagt zich wanhopig af wat ze nu weer met de kinderen moeten doen. “Veel orthodoxen, zelfs ultra-orthodoxen hier”, zeg ik tegen mijn zwager. “Tja, het is vakantie èn gratis”, antwoordt hij nuchter. Van gezellig op het gras zitten komt door de drukte weinig. We moeten de kinderen goed in het oog houden. Want sommige kinderen dringen voor in de rij of zijn wat wild – een elleboog of voet in het gezicht is zo gebeurd ...
En dan is het alweer na zessen en gaan we weg – hoewel er nog steeds mensen komen. Buiten het park ligt een wat glooiend veldje waarop enkele paarden en pony’s in verschillende maten staan te grazen. Je kan hier een tochtje maken op een paard of pony voor 15 sjekel. “Hoe groot is dat rondje eigenlijk?” wil mijn vrouw van de paardenman – laten we hem Itzik noemen – weten. Ook hier volgt de bekende Israëlische vaagheid. “Nou, zo ongeveer van hier tot daar”, zegt Itzik, terwijl hij met zijn vinger vaag naar de struiken ergens in de verte wijst. “Maar het gaat er niet om hoe lang het rondje is”, zegt hij meteen erna, “maar dat je kind tevreden is. Als het te kort is dan doen we toch gewoon nòg een rondje?” Prima oplossing.
Itzik heef het gezellig gemaakt door een tentje op te zetten op het stuk land waar de paarden grazen, zodat je lekker in de schaduw kunt zitten. In de hoek liggen de vleesresten van de barbecue nog na te smeulen. Leuke man die Itzik ... “Ja, geboren in Rechovot”, zegt hij trots. En hij is paardrijleraar. Maar hij doet ook nog allerlei andere dingen ernaast. “Wat dan?” vraag ik nieuwsgierig. ”O, ik verhuur ook kamers – zimmeriem – en kleine appartementjes. Zelf gebouwd”, zegt hij trots. Waar de kamers zijn, hoe duur en wat je precies er voor krijgt, blijft onduidelijk. Ik moest maar op internet gaan kijken. “Zoek maar op ‘nice play’”, zegt Itzik. Hij blijkt later ‘nice place’ te bedoelen. Maar wat de URL is, blijft uiteraard onduidelijk ...
De kinderen maken een rondje op de rug van de pony en vinden het erg leuk. Maar het blijft bij één rondje want het is inmiddels al laat geworden en we moeten nog eten. Naar de falaffelman dus – het eerste brood na Pesach ... Zo’n haast om brood te eten hadden we niet. Er kan best nog een dagje matzes bij, we zijn er inmiddels al aan gewend. Anderen denken daar anders over, blijkt na thuiskomst. Op het nieuws horen we hoe twee mensen een dag eerder gewond geraakt zijn bij een bakkerij doordat men ruzie kreeg over wie waar in welke rij stond voor het felbegeerde brood.
De volgende ochtend is het onze laatste ochtend in Rechovot voor deze vakantie – de rest zullen we in Rosh Ha’ayin doorbrengen: een Jemenitisch stadje waar mijn vrouw opgroeide. Ik loop nog even langs een paar boekwinkeltjes: het vrouwtje van de incontinentieluiers die ook nog een boekenkastje heeft staan met Joodse boeken voor belachelijk lage prijzen, en het Chabad-huis van Rechovot waar de boeken ook sympathiek zijn geprijsd. Ik hou me in en ga met slechts drie boeken weg (mijn vrouw is tegenwoordig wat strenger ...).
Nog even een kopje koffie drinken bij mijn mannetje die lekkere sterke koffie maakt voor weinig geld. Bovendien is hij een fan van Nederland. Een jaar of vijf geleden woonde hij enkele maanden in Amsterdam maar moest weg omdat hij geen werk en dus geen verblijfsvergunning kreeg. “Ik was in Amsterdam”, zegt hij meteen als ik wil bestellen. “Drie dagen in Pesach, met mijn vriendin! Fantastisch was het weer”, zegt hij opgetogen. “Weet je waarom ik altijd naar het Waterlooplein ga?”. “Nou?” zeg ik. “Vanwege Zoepenzo”. “Wat?” vraag ik? Hij blijkt ‘Soup en Zo’ in de Jodenbreestraat te bedoelen. “Heerlijke soep”, zegt hij hunkerend.
Hij wil graag weer terug naar Amsterdam om daar voor langere tijd te verblijven. Maar dit keer gaat hij het beter aanpakken doordat hij probeert aanspraak te maken op de Poolse nationaliteit – via zijn vader die uit Polen komt. “En omdat Polen in de EU zit, is het dan allemaal veel eenvoudiger”, vertelt hij opgetogen. “Maar, jullie hadden toch een heel gedoe om die Poolse nationaliteit te krijgen?” vraag ik, terwijl ik me het verhaal weer probeer te herinneren dat hij de vorige keer vertelde toen ik een kop koffie kwam drinken. “Ja, maar dat is nu allemaal weer positiever geworden”, zegt hij. “Nou, tot de zomer dan maar weer”, zeg ik. “Maar, aan de glinstering in je ogen te zien, denk ik dat jij misschien weer eerder in Amsterdam bent, dan ik in Rechovot”, voeg ik hem toe. “Wie weet, vriend”, zegt hij. “Wie weet ...”