Omdat het afgelopen week mooi weer was, gingen we picknicken in het Amstelpark – voor mij een geliefd park omdat ik daar veel jeugdherinneringen aan heb. Vaak heb ik als kind dat tochtje gemaakt in het treintje of het enge labyrint doorlopen. Menige zomer liepen we daar met de familie rond, vergezeld van een oma en met een waterijsje in de hand. Zo ook dus afgelopen zondag, toen wij vrolijk met de kinderen op een plastic zeiltje in het gras het avondeten nuttigden. In de zomer betekent dat natuurlijk brood met salades, groenten en fruit, vooral watermeloen. Op weg naar de ‘plek’ waar we gingen eten viel mijn oog op een rij met rechtopstaande lijsten van circa 2 meter hoog bij een meter breed (Jiddisje overdrijving?) In de lijsten zat glas, en ergens beneden vanuit de onderste lijst groeide een plantje. Kunst, dacht ik meteen. Vast educatieve kunst. Rechts beneden las ik dat het om een herbarium ging, waar in onderstaand geval de tomatenplant – ingelijst en achter glas – zijn groei en bloei zal laten zien. Totdat? Zullen er écht tomaten aan groeien? En wat gebeurt er als het plantje uitgegroeid is, vroeg ik me af.
Een kunstproject dat aan de verhouding natuur - cultuur raakt en een ultiem voorbeeld is van het cultiveren van natuur. We laten een plantje groeien, ingelijst achter glas, in een park dat door de mens is ontworpen en aangeplant. Zijn er grenzen aan wat we met de natuur zouden moeten doen, aan de mate van onderwerping en sturing die we aanbrengen in de natuurlijke processen? Gaan daar niet al die discussies over de rol van techniek over? Want in de loop van de tijd heeft de techniek zich ook over de mens zélf ontfermd – als redder in nood in de medische industrie – maar ook als ontwerper van de volmaakte mens. Denk aan de cosmetische chirurgie, eugenetica, zwangerschapstesten op Down. Maar ook de ontwikkeling van het internet, de computer en de informatiesamenleving die ingrijpende gevolgen kan hebben. 10 Juni ’s avonds keek ik geïnteresseerd naar een uitzending van De volmaakte mens door Bas Heijne. Hierin kwamen de gevaren van robots en kunstmatige intelligentie aan bod. Boeiende kost.
Toch is religie allesbehalve natuurlijk. De eerste verhalen in Beresjiet laten juist een gespannen relatie zien tussen mens, dier en natuur – tussen de Boom van het Leven en de Boom van de Kennis. De boodschap is dan ook dat de natuur, de wereld waarin de mens leeft, niet de optimale wereld is zoals ooit bedoeld. In die zin deelt de religie de drang naar beter, grootser en mooier: van graan maken we brood, van schapenwol kleren, van ijzer ploegen en computers. Tegelijkertijd geldt dat ook voor de mens: die was ooit sterfelijk en moet het nu doen met een maximum van 120, dat voor de meeste mensen inderdaad, zoals de Psalmist zegt, zo'n 70 of 80 is: De dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, en, indien wij sterk zijn, tachtig jaren … (Psalm 90:10, NBG). Wat de mens niet zelf realiseert in de wereld van het hier-en-nu zal zich in de messiaanse wereld voltrekken, die weer op het Hof van Eden zal lijken (dat is dus iets geheel anders dan een Hiernamaals).
God zelf – en in latere profetenboeken een messiaanse persoon – zal deze revolutie voltrekken. Opmerkelijk genoeg zijn deze scenario’s vaak gewelddadig – blijkbaar ligt voor elke utopische ideologie die sterk op de toekomst is gericht, de geweldsvalkuil op de loer. Wie kan er nu tegen vooruitgang zijn?! Alleen de Untermensch wil een slaaf blijven van de beperkingen van de oude wereld … Kijk ook nog even naar onderstaande foto die ik in een synagoge maakte. Broederlijk naast elkaar liggen op één lessenaar een gebedenboek – product van de ‘oude’ religieuze wereld – en een smartphone (rechtsonder), de ultieme prestatie van een technische cultuur, die areligieus, waardevrij en ongestuurd lijkt.
Hoewel de eigenaar van het gebedenboek en de smartphone zich meteen verontschuldigde toen ik hem op dit tafereel wees, raakte het misschien wel aan een beoogde synthese tussen oude en nieuwe wereld. Misschien is dat de hedendaagse toegevoegde betekenis aan het profetische visioen van de zwaarden die in ploegscharen worden omgesmeed. Behalve een omkering van de menselijke agressie gaat het misschien ook om het heilzaam gebruik van technologie – voorgesteld door de techniek van ijzerbewerking en wapenproductie.
Wat ons bij de Parasja van deze week brengt: Sjelach Lecha (Bemidbar / Numeri 13:1-15:41), over de Twaalf Verspieders. Hiervan waren er tien niet kosjer, lijkt het. Waarom verzetten die tien zich zo tegen de plannen om Israël binnen te trekken? Volgens de Kabbala wilden de tien dissidente verspieders in de woestijn blijven, waar het leven spiritueler was. Ze waren misschien wel beducht voor de consequenties van de grote plannen, de utopie, van het realiseren van de beloftes van het land dat overvloeide van melk en honing. Helemaal ongelijk kregen deze dwarsliggers niet – men bleef nog 39 jaar langer in de woestijn, tot de 40 jaar verstreken waren. Bovendien, zo glorieus bleek het na de Intocht in Israël nu ook weer niet te gaan … Er bleken in de praktijk allerlei problemen op te duiken, van vijandige autochtonen tot afgodische Israëlische koningen, geweld en andere crises. Een pleidooi tot stilstand en verzet tegen alles wat nieuw is, is dit uiteraard niet. Wel tot bezinning vooraf, want niet al het nieuwe is meteen automatisch vooruitgang – lees het artikel in Trouw van Leonie Breebaart (interview met William Duba) over de mogelijke gevolgen van de digitale revolutie.
Sjabbat sjalom!