Op Rosj Hasjana wensen we elkaar allemaal een goed jaar toe – u zegt misschien Sjana Tova (Een goed jaar!), of met de toevoeging oemetoeka (en zoet). Of, Sjaniem Rabot (Nog vele jaren!). Misschien zegt u wel de wat lange formule leSjana Towa Tikatew weTechatem (indien gewenst ook te vervoegen naar het vrouwelijk, Tikatewi weTechatemi) – Moge u ingeschreven worden voor een goed jaar en dit ook verzegeld worden. Dit ‘verzegelen’ slaat al op het uiteindelijke oordeel nadat Jom Kipoer geweest is. Misschien zegt u wel spontaan: Chag Sameach (Vrolijke feestdagen), hetgeen echter ongebruikelijk is omdat Rosj Hasjana wel een feestdag is, maar de sfeer wat serieuzer is dan op een gewone feestdag. Het gaat immers om ‘de Dag van het Oordeel’, voor de hele wereld, Israël en het individu. Vandaar dat we ook geen Hallel zeggen op Rosj Hasjana. Het past niet om psalmen te zingen op deze dag. Wel psalmen zeggen, hetgeen sommigen juist doen om een goed oordeel af te smeken. Maar uitbundig zingen gaat net even iets te ver … Alsof we zo zeker zijn van onze eigen goede daden en inborst.
Maar zou het uitmaken wat je precies zegt? Je zou zeggen van niet, maar aan de andere kant zie je dat er allerlei gewoontes bestaan die juist willen benadrukken dat alles op deze dag ertoe doet. Een voorbeeld: volgens sommigen mag je geen noten eten op Rosj Hasjana, omdat de getalswaarde van noot (egoz) gelijk zou zijn aan het woord voor zonde (chet). Maar ook zwarte druiven zijn taboe. En in Sefardisch-Oriëntaalse kringen zijn er genoeg mensen die op Rosj Hasjana het eten minder scherp kruiden, en geen zure of bittere dingen eten. Bitter, scherp en zuur willen we natuurlijk niet voor het nieuwe jaar … Maar ook slapen is taboe volgens sommigen op Rosj Hasjana. ‘Wie op Rosj Hasjana slaapt, diens (beschermende) gesternte (Mazal) slaapt ook het hele jaar …’ zegt een bron.
Tegenwoordig zijn rabbijnen hier wat meer relaxed in – als je erg moe bent, even een hazenslaapje in een stoel, of slapen na de middag wanneer je al de gebeden hebt gezegd en de Sjofar hebt geblazen. Op Rosj Hasjana was het namelijk gebruikelijk dat men heel vroeg opstond (bij het ochtendgloren) en naar sjoel ging voor de gebedsdienst. Ook tegenwoordig is in zeer orthodoxe kring een gebedsdienst op Rosj Hasjana om zeven uur ’s ochtends geen uitzondering. Maar, passief zitten niksen, of zomaar wat kletsen is net zo erg als slapen – lezen we bij andere rabbijnen. Liever slapen dan kletsen, want van kletsen kan je zomaar op roddelen overgaan, een zwaar vergrijp, altijd al en zeker op deze dag. Want eigenlijk zou je deze dag zoveel mogelijk met bidden en Tora-studie moeten doorbrengen. Ook ruzie en boos worden is funest op deze dag en wordt als een slecht teken beschouwd. Je moet zelfs oppassen voor boosheid in je hart, dus zonder dat dit naar buiten zichtbaar is voor de andere persoon.
En dus zijn we ook druk bezig met positieve tekens: het groeten en de ander een goed jaar toewensen hoort daar ook bij. Misschien is dan de juiste formule ook weer belangrijk als je van magie houdt … Denk ook aan het eten van een appel met honing – een verwijzing naar een zoet jaar. Want de appel verwijst ook in Joodse bronnen soms naar het Paradijs. Denk ook aan de veel uitgebreidere vormen van symbolische etenswaren, behalve de appel met honing, die vooral in Sefardisch-Oriëntaalse kringen worden gegeten: dadels, pompoen, granaatappel, een bonensoort, prei, wortel, biet, het hoofd van een schaap, of een vissenkop. Ik zal misschien ergens iets zijn vergeten dat in bepaalde tradities wordt gegeten, sorry. Maar we eten die soorten niet alleen, maar spreken ook een wens uit – een symbolische daad maar wel met betekenis op deze dag – is de idee. Maar waar houdt het symbolische op en begint het magische?
Deze vraag rees ook in een populair wekelijks sjoel-/familieblaadje Jisraëli van Majené Hajesjoe’a van deze week (nr. 666). Op de voorpagina probeert rabbijn S. Aviner te antwoorden waarom dit geen verboden magie zou zijn, omdat je teveel op tekens vertrouwt en niet op God. Aviner verwijst allereerst naar de Talmoed die het slechts een teken noemt. Dat betekent volgens hem dat we niet echt denken dat het eten van deze positief voelende etenswaren werkelijk het goede oordeel geeft, het is slechts een goed teken (siman tov). Waar precies de scheidslijn ligt, is mij nog niet helemaal duidelijk. Aviner zelf geeft immers twee verschillende benaderingen van het begrip teken in de Middeleeuwse uitleg-traditie.
De eerste is van de rabbijn en mysticus Nachmanides (13e eeuw). Wanneer een goddelijk besluit is genomen maar nog in hemelse sferen verkeert, kan een symbolische daad op aarde ervoor zorgen dat dit ook werkelijk materialiseert. Dit lijkt magisch maar is blijkbaar toegestaan. Oftewel: het positieve besluit van God over de mens ligt in principe al klaar – tenzij je het wel erg bont maakt misschien – en een positief teken kan dat werkelijkheid laten worden. Dat wil overigens niet zeggen dat het gedrag van de mens daar los van staat. Je moet er wel wat voor doen. De andere benadering is die van de Meiri (13e-14e eeuw). Het teken is vooral een aansporing voor jezelf om je gedrag te verbeteren, en is dus geen magische manipulatie. Dat is ook de reden dat de wensen die worden uitgesproken bij de verschillende etenswaren een moreel karakter hebben: moge onze verdiensten vermeerderen, onze rechtvaardige daden toenemen, onze vijanden verdwijnen. Want de ware vijand zijn onze zonden. Zo zetten de etenswaren je aan tot inkeer en goede daden.
Sjana tova!