Zo, het zit er weer op die Pesach. Want het was dit jaar weer behoorlijk vermoeiend: de seider (door mij in drie talen gegeven – het Nederlands voor mijn kinderen en Nederlandse gasten, Engels voor onze buitenlandse gasten en Hebreeuws als mijn vrouw – zwaar oververmoeid zoals het hoort – het even niet meer kan volgen), naar sjoel gaan, weer gasten, en die matzes, matzes en matzes. Het viel ook zo lekker: de 1e dag jom tof op woensdagavond, de 2e dag op donderdagavond, dan Sjabbat, vervolgens 1e Paasdag, en tenslotte 2e Paasdag. Wij overwegen dan ook emigratie naar een oord zonder Joden of Christenen.
Gelukkig besloten we om op 1e Paasdag weg te gaan naar de Ardennen. Er gezellig twee daagjes uit, even ontspannen. Nou ja, ontspannen ... We werden vergezeld door kennissen van het soort ‘Homo Toeristus’. Van die mensen die al om 8 uur ’s ochtends, aangekleed, met hun wandelschoenen en rugzak aan, bij de deur staan om ‘op stap te gaan’. Naar allerlei gezellige toeristische attracties waar ik natuurlijk niet van houd. Tijd voor de treuzeltactiek dus. Omdat ik gezegend ben met een zeer lieve, meegaande vrouw (‘wat jullie willen’, ‘Ik sta open voor alles’, ‘lijkt me best leuk’, ‘wij hebben geen bezwaar’, etc) stond ik er dus alleen voor.
We begonnen in Maastricht, op een plein dat – zoals door mij al voorspeld – bijna verlaten was vanwege Pasen. Een fontein en beeld met brandende fakkel – het enige wat zo ongeveer bewoog op het plein – werden door onze mede-reizigers echter zeer op prijs gesteld en goed bevonden voor circa 10 foto’s. Ook stuitten we toevallig op een herdenkingsplaquette aan een kerk voor hen “die vielen voor het vaderland” (of iets dergelijks) en “hen die slachtoffer van het geweld waren” - een Limburgs eufemisme blijkbaar voor “vermoord vanwege hun Joodse afkomst”. Ik ergerde me er overigens aan dat dit aan een kerk hing – waarom niet gewoon ergens neutraal? Bovendien raar dat het op één plaquette staat: mensen die als soldaat stierven en hen die slachtoffer waren van genocide. De Joden waren uiteraard herkenbaar aan de Joodse namen (Herz, Kahn, etc) en de toevoeging ‘en hun kinderen’. Al met al een fijn begin van een ontspannend uitstapje.
Door allerlei plasstops, eet- en koffiepauzes te forceren, slaagde ik er met veel moeite in om die eerste dag één onderdeel van het programma af te halen. Die had ik in ieder geval binnen, want het was zo al vermoeiend genoeg. We hadden namelijk ook nog eens ruim twee uur bij een foute glijbaan en kabelbaan in Valkenburg doorgebracht. En we moesten nog een 1½ uur rijden tot ons hotel, ergens in die Ardennen. Mooie omgeving overigens, maar veel kronkelige weggetjes. Het hotel was prima. Hoewel we er niet veel van zouden genieten, omdat we de volgende morgen al vroeg richting de grotten van Han zouden gaan en onderweg nog allerlei andere attracties zouden zien, zo beloofden onze reispartners. Na ’s avonds het foldertje van de grot gelezen te hebben (“400 treden”, “in de grot is het maximaal 13 graden”, “erg vochtig”, etc), wist ik genoeg.
De volgende ochtend liepen onze reispartners inderdaad al om 8 uur geheel aangekleed rond. Reden genoeg voor mij om mijn kamer niet voor kwart voor 9 te verlaten. Door eerst nog even een massage in een soort automatische massagebank te nemen en vervolgens in mijn pyama aan het zelfgemaakte ontbijt (Pesach!) te verschijnen, lukte het me om een sfeer van lethargie, luiheid en inertie in de groep te brengen. We vertrokken, Baruch Hasjem, dan ook pas rond 11 uur richting die vervloekte grotten.
Terwijl we het ene pittoreske kerkje na het andere passeerden, vroeg ik me peinzend af of hier ooit Joods leven is geweest, in de Ardennen. Iets in mij zei van niet. Ik bedoel, kent u de bekende jesjiva van Han-sur-Lesse? Of de Rebbe van Saint Hubert, de synagoge van Bastogne, of de Rochefort-Haggada? Wanneer we langs een bordje komen met een verwijzing naar Godfried van Bouillon weet ik het zeker. Wat voor Joden een groot trauma was, is blijkbaar toeristisch voor anderen. Terwijl ik verveeld op een matze kauw, probeer ik me te herinneren of die nu iets met de 1e, of juist de 2e Kruistocht te maken had. Nergens natuurlijk een fatsoenlijke bibliotheek of internet te bekennen. Thuis maar eens opzoeken ...
O ja, de 1e Kruistocht, zoals ik al dacht. In die zomer van 1096 werden duizenden Joden uit het Rijnland – bijvoorbeeld in Mainz, Worms, Spijer, Keulen – op brute wijze gedood (of ze kozen zelf de dood) door de Kruisvaarders (Godfried van Bouillon had met deze moordpartijen overigens niets te maken, wel met die in Jeruzalem). Volgens de historicus Graetz zouden er 12.000 slachtoffers zijn gevallen. Moderne historici zijn geneigd om de impact kleinschaliger voor te stellen en komen op een aantal van circa 3.000 doden. Gezien het feit echter dat de Joodse gemeentes in die tijd zeer klein waren, nog steeds een grote klap.
In de Joodse traditie hebben deze gebeurtenissen hun sporen achtergelaten tot op vandaag. De rouwgebruiken in de Omertijd – tussen Pesach en Sjawoe’ot – zouden hierop terug te voeren zijn, omdat de moordpartijen (ongeveer) in deze tijd plaats vonden. Speciale rouwgedichten (kinot) werden door Asjkenazische schrijvers opgesteld en in sjoel gereciteerd. Het gebed ‘Aw harachamiem’ (Barmhartige Vader) is hiervoor opgesteld en staat ook in de Nederlandse Asjkenazische siddoer. Hierin worden de slachtoffers herdacht en beschreven als zij die ‘voor de heiligheid van de Naam stierven’ (Kiddoesj Hasjem). Tegelijkertijd vraagt men God om het vergoten bloed te wreken. Hoewel oorspronkelijk afkomstig uit het Rijnland, werd het gebed ook in Oost-Europa aan de siddoer (gebedenboek) toegevoegd. Ten aanzien van het uitspreken van dit gebed bestaan dan ook verschillende gebruiken. In Nederland volgt men de oorspronkelijke minhag van het Rijnland om dit gebed alleen op de Sjabbat voor Sjawoe’ot en voorafgaande aan Tisja Be’Av (9 Av) uit te spreken. Ook op vakantie word je blijkbaar nog met het Joodse verleden (?) geconfronteerd ...