Het appeltje met honing is natuurlijk hét symbool van Rosj Hasjana – een teken voor een zoet jaar. Ook de ramshoorn is een belangrijk symbool van Rosj Hasjana, maar hier begint al een wat meer dubbele betekenis op te doemen. Want de sjofar wordt geblazen als teken van vreugde in het Jubeljaar, waarin de slaven worden vrijgelaten en alle onroerende goederen weer vervallen aan hun eerste eigenaren – een soort inkeer in de betekenis van terugkeren naar je eerdere, meer zuivere situatie, maar dan op sociaal niveau. Aan de andere kant blaast men ook op de sjofar in tijden van nood. En om het ingewikkelder te maken: het werkwoord dat in de Tora wordt gebruikt om het blazen van de sjofar aan te duiden (teroea), kan ook betekenen: jubelen (zie Psalm 47:2). Als we de liturgie van Rosj Hasjana van de afgelopen, circa 1800 jaar bekijken, dan overheerst toch het gevoel van zwaarte – 'dag van oordeel' wordt het dan ook genoemd.
Interessant is om een viering van Rosj Hasjana te bekijken in de tijd van Ezra en Nechemja, zoals beschreven in Nechemja 8. Merkwaardig genoeg lezen we niets over het blazen op de sjofar, maar wel over het lezen uit de Tora. De mensen die voorgelezen worden, reageren bedroefd – ze beginnen te huilen (8:10). Wat er werd voorgelezen, is niet helemaal duidelijk, maar het is mogelijk wel een teken dat het ook toen als het element van bezinning met Rosj Hasjana werd verbonden. Niettemin was het niet de bedoeling dat men bedroefd zou zijn: “Deze dag is voor de Eeuwige, uw God, heilig; bedrijft geen rouw en huil niet (…) Gaat heen, eet lekkernijen en drinkt zoete dranken en stuur aan ieder voor wie niets bereid is, een portie, want deze dag is voor onze Eeuwige heilig: weest dus niet verdrietig, want de vreugde in/voor de Eeuwige, die is uw kracht ” (Nechemja 8:10-11)
Lekkernijen en zoetigheid – een oude bron voor de zoete appel met honing? Of de in de Oriëntaalse traditie meer gebruikelijke granaatappel, pompoen, bieten en dergelijke die allemaal zoet smaken? Het kan dus blijkbaar allebei: serieus en vrolijk, maar is dat geen moeilijke opgave? Volgens de rabbijnen blijkbaar niet. Het was ook de oplossing voor de ogenschijnlijke tegenspraak tussen twee verzen uit Tehillim. In Psalm 100:2 lezen we dat we God in liefde moeten dienen: "Dien de Eeuwige met vreugde, kom voor zijn aangezicht met gejubel" (weer dat gejubel …). Terwijl we anderzijds in Psalm 2:11 lezen (hoe dan ook een niet al te makkelijk te begrijpen psalm): "Dien de Eeuwige met vreze en verheug u in beving/met siddering." Niet te gedeprimeerd, maar ook niet je dak uitgaan, zo leggen de rabbijnen in de Talmoed uit. Wie het allemaal zó serieus neemt dat hij er somber van wordt, is niet in staat God echt te dienen. Maar wie te dionysisch te werk gaat, loopt het gevaar de grenzen te buiten te gaan.
Om alvast wat in de stemming te komen kunt u in Trouw het artikel van Robert Bregman lezen – een bewerking van de inleiding van zijn nieuwe boek De meeste mensen deugen –, waarin hij stelt dat ook op basis van de wetenschap kan worden gesteld dat de mens van nature geneigd is tot het goede! En lees dan ook het interview met filosoof Han F. de Wit, die vanuit boeddhistisch perspectief ongeveer hetzelfde zegt. Maar dat wist de Joodse traditie ook al. Want ook daar kan je bij sommige auteurs lezen dat iedereen uiteindelijk wordt verlost van zijn zonden en negatieve eigenschappen, en het waard is de nieuwe Messiaanse werkelijkheid binnen te gaan. Bij de een duurt het alleen wat langer dan bij de ander. En ja, je moet er wél zelf iets voor doen.
Enfin, alvast een goede sjabbat!