Het massatoerisme maakt van ons allen dezelfde mens. We zien er op reis steeds meer hetzelfde uit qua kleding: een petje of ander (mal) hoofddeksel, T-shirt, korte broek, sandalen of wandelschoenen, rugzak met in ieder geval het onvermijdelijke waterflesje – van weggooiplastic, gerecycled plastic of metaal – een smartphone met googlemaps of andere navigator en eventueel, voor de ouderwetsen onder ons: een fototoestel om de hals en een reisgids in de hand. En daarom gaan we natuurlijk ook allemaal naar dezelfde dingen toe. Het gevolg is dat de meeste historische plekken en steden op aarde steeds meer bezocht worden en er rond die plekken een ware toeristenindustrie ontstaat – een probleem dat tegenwoordig wordt erkend en dat men probeert tegen te gaan door planning en sturing. Nu al bezoeken jaarlijks zo een 17 miljoen toeristen Amsterdam – evenveel als de inwoners van heel Nederland …
En dus staan er ellenlange rijen voor de kathedraal in Florence, die we maar even overslaan. In Pisa is het niet veel beter en moet je uren wachten om de kathedraal aldaar in te mogen – want er waren al zoveel mensen binnen geweest vandaag en dus doet men aan opgelegde spreiding. Mede om deze redenen lezen we bijna nooit reisgidsen of informatie op Internet. Want je ziet toch allemaal hetzelfde. We laten ons liever inspireren door wat we toevallig tegenkomen en waar ons oog op valt. De kleine dingen soms die veel zeggen. Bij ons gaan we ook altijd overal twee keer naar toe – de eerste keer om het te bekijken en de tweede keer om alles nog eens te zien plus wat we de eerste keer hebben gemist. Onze/mijn voorkeur gaat hoe dan ook meer uit naar kleinere steden. Zo ook in Italië – Pistoia, Lucca en Siena vond ik leuker dan Florence. Als je op reis iets leuks tegenkomt, moet je dat dus vooral aan niemand vertellen. Want voor je het weet is je geliefde plekje een hotspot geworden.
Lucca kende ik voor het eerst uit mijn colleges middeleeuwse Joodse geschiedenis. Het was de woonplaats van de illustere Kalonymos familie. Deze familie van rabbijnen met grote Talmoedische kennis, taalvaardigheid (dichters) en handelsgeest, trokken van Lucca ergens in de negende, tiende eeuw naar Duitsland en waren de grondleggers van de bekende gemeentes in het Rijnland: Mainz, Spier en Worms. Maar ook van Joodse centra in Noord-Frankrijk. Zij hadden ook veel mystieke kennis die ze van de legendarische Abu Aaron,
een rabbijn uit Babylonië, hadden ontvangen, die deze aan hun voorvader in Lucca had overgeleverd. De familie Kalonymos werd dan ook de drager van de mystieke traditie in het Rijnland door de zogenaamde chassidim aldaar – niet te verwarren met de beweging in Oost-Europa in de achttiende eeuw.
Ook Pistoia blijkt een leuk stadje te zijn en niet ver van onze verblijfplaats. Wanneer we een prachtig gebouw zien, willen we dat ook van binnen bekijken. Het blijkt een bank te zijn – klopt, want er staat Cassa di Risparmio op de buitenkant. Dat 'spaarbank' betekent. Op de stenen grond ligt echter onmiskenbaar een Magen David.
Joden in Pistoia? Thuisgekomen kijken we het even na. Er waren ooit Joden in Pistoia en die werkten inderdaad vooral in het bankwezen en het geldschieten. Maar dat blijkt allemaal vooral in de veertiende-zestiende eeuw te zijn geweest.
En bovendien: de Magen David wordt als Joods symbool pas vanaf de negentiende eeuw echt wijdverspreid gebruikt. Maar laat nu net de spaarbank van Pistoia in de negentiende eeuw te zijn opgericht! Dus toch een Joods symbool? Wie weet … Zoals ik al zei: wie in Europa reist, ziet overal wel iets van Joodse wortels.
Thuisgekomen na een vermoeiend tripje genieten we op een terrasje van een glaasje frisdrank. Nadat ik een tijdje glazig naar het lege flesje heb zitten kijken, kom ik tot de conclusie dat de personage op het flesje me enigszins bekend voorkomt. Herzl op een Cola-flesje? Behalve de bril dan …
Sjabbat sjalom!