In mijn jesjiva-tijd waren er onder de orthodoxie verschillende houdingen ten aanzien van stemmen in de Israëlische verkiezingen. Je had natuurlijk de Neturei Karta en delen van de Edah Charedit – nakomelingen van bewoners uit de oude wijken van Jeruzalem van vóór 1948. Omdat men tegen de staat Israël is, wilde men uit principe niet stemmen. Dan waren er de religieus-zionisten, die uiteraard positief tegenover het gebruik van het stemrecht stonden en die doorgaans op de NRP / Mafdal stemden, of op andere partijen die sympathiseerden met de Groot-Israël gedachte, of overige rechtse partijen.
De chassidiem hadden doorgaans een pragmatische houding, ingegeven door een mystieke kijk op de fysieke wereld. Deze kan makkelijk worden gebruikt om God mee te dienen en te worden ‘opgetild’ naar een hoger, spiritueler doel. Bijna alles kan dan een rijtuig zijn voor het Goddelijke. En inderdaad zaten de chassidiem al vanaf 1948 met hun Agudah-partij in de Knesset, en werd stemmen als iets religieus gezien. Hiermee steunde je immers de orthodoxe leefstijl en instituten, zijn leiders en denkbeelden.
Ingewikkelder was het met de Litvakse ultra-orthodoxie. Enerzijds stond die historisch gezien op gespannen voet met het seculiere zionisme. Aan de andere kant werd ze sterk beïnvloed door het gedachtegoed van de Chazon Iesj (rabbijn Karelitz), die een meer pragmatische houding tegenover de staat Israël voorstond, in ruil voor bepaalde verworvenheden zoals vrijstelling van dienstplicht. Maar het was vooral rabbijn Sjach die het Litvakse jodendom succesvol politiseerde. De charediem – chassidiem én Litvaks – wisten een spilpositie in de Israëlische politiek in te nemen, in ruil voor vrijstelling van dienstplicht en steeds groeiende staatssteun voor leerinstituten. In deze kringen was stemmen dan ook een mitswa, een religieuze plicht.
De nieuwkomers van Sjas, aan het oriëntaalse front, waren ook enthousiaste stemmers – ze hadden nog een decennialange institutionele achterstand in te halen, waarin ze vaak warenn overvleugeld door de goed georganiseerde asjkenazische instituten en organisaties. Niet alleen zag men stemmen als een religieuze verplichting, maar rabbijn Ovadja Josef ging zelfs zover om te stellen dat men vóór het stemmen de kabbalistische formule Lesjem Jichoed zegt – Ter vereniging van de Heilige-Geprezen zij-Zijn Naam en Zijn Sjechina –, net als voor elke andere mitswa. En uiteraard kwamen Sjas-stemmers volgens de rabbijn in de Hemel.
Hoewel deze vermenging van religie en politiek absoluut niet mijn voorkeur heeft, moet ik deze stemmers één ding nageven. Men is zich sterk bewust van de keuze die men maakt. De keuze die je in het stemhokje maakt, is niet triviaal en heeft morele consequenties. Die morele impact van je keuze wordt in de moderne wereld grotendeels over het hoofd gezien. Kiezen houdt een bepaalde verantwoordelijkheid in voor wat er in een land en samenleving gebeurt. Met je stem kan je de samenleving socialer of asocialer maken, polariseren of juist naar elkaar toe brengen. Je kunt je niet achter de grote anonimiteit verbergen – samen met een x aantal andere stemmers koos je een bepaalde richting en beleid. En uiteraard wordt de soep meestal niet zo heet gegeten, maar wanneer de democratie onder druk staat en de repressie toeneemt, wordt de soep soms wél gloeiend heet gegeten. Of erger: het gebeurt op sluipenderwijs – een lauw soepje – waardoor men went aan de veranderingen en verder geen vragen stelt …
En ja, zoals elk jaar zijn er ook dit jaar rabbijnse discussies over wat wel en niet wenselijk is als verkleedkledij met Poerim. Dit keer komt het advies uit een niet zo verwachte hoek: de oriëntaalse rabbijnen. Enkele prominente rabbijnen uit de ultra-orthodoxe oriëntaalse gemeenschap - zoals rabbijn Ba’adani en rabbijn Jarchi – doen volgens de site Srugim in een schrijven een beroep op ouders hun kinderen niet als politieagenten of soldaten te verkleden. De tienduizenden kinderen die in de ultra-orthodoxe scholen leren, zouden wel eens kunnen worden afgeleid van hun studie door de symboliek van deze kledij. Terwijl ze voorbestemd zijn voor een verdere leergang in jesjiva en kollel:
“Tot ons verdriet en schande proberen de regeringsleiders voortdurend om de jongens van Israël van het pad te brengen en te verleiden, zodat ze de weg van de heilige Tora zullen verlaten. En hen in dienst te krijgen van leger of civiele dienstplicht, die ten strengste verboden werden door alle Grote [rabbijnen] van Israël.”
Van charediem waren we dit soort reacties wel gewend, maar meestal in de asjkenazische variant. Deze retoriek is blijkbaar overgenomen door de oriëntaalse ultra-orthodoxie, terwijl hun asjkenazische broeders tegenwoordig wat terughoudender zijn geworden in hun reacties. Let ook op het gebruik van de woorden “regeringsleiders” – letterlijk: “hoofden van het gezag” (rasjé hasjilton) – waarmee een distantie wordt aangegeven. Had men niet geweten dat het in Israël speelt, had het ook een willekeurige niet-Joodse overheid kunnen zijn.
Ondertussen is er aan de andere kant van de Oceaan sprake van de zesde golf van bedreigingen en incidenten rond Joodse Community Centers, aldus de site van de JTA. Dit keer onder andere in Massachusetts, Illinois, Wisconsin, Maryland, Oregon, Florida, Alabama en New York. Een ongekende golf van antisemitisme sinds de opkomst van Trump.
Tot slot, volg het stemadvies van Lubach: stem op de partij op wie je echt zou willen stemmen. Maar zet je morele kompas niet in de koelkast, zeg ik dan weer …
Sjabbat sjalom!