Vorige week schreef ik al hoe de piekervaring van de Openbaring wordt gevolgd door een wat ontnuchterende focus op aardse wetten, soms zelfs wat triviaal overkomend. Eigenlijk is het best opmerkelijk dat vier van de tien woorden uitgesproken door God in deze collectieve mystieke ervaring eigenlijk helemaal niet nieuw zijn: niet moorden, niet stelen, niet ontrouw zijn in menselijke relaties en niet liegen. Dat kan je als mensheid zelf ook wel bedenken, hetgeen in veel culturen ook inderdaad is gebeurd.
Meteen na de Openbaring volgt een lange lijst met wetten die vooral op de intermenselijke relaties betrekking hebben: hoe om te gaan met slaven/bedienden, schaderecht, letselrecht, gesteggel over in bewaring gegeven voorwerpen, diefstal, een losgebroken stier, goed omgaan met de zwakkeren in de samenleving, verloren voorwerpen en dieren – om maar wat onderwerpen te noemen. Wie het helemaal wil bekijken die leest maar de hoofdstukken 21-23 van het boek Sjemot (parasjat Misjpatiem).
Toch is er als we de teksten wat aandachtiger bestuderen iets interessants aan de hand. Elke verwijzing naar rechters of andere ambtenaren, priesters of oudsten die een positie van autoriteit bekleden en recht mogen spreken, ontbreekt in de hoofdstukken 21-23. Het lijkt er dan ook op alsof het recht door het volk zelf wordt voltrokken als soevereine entiteit. De openingszin van de parasja Misjpatiem lijkt dat te bevestigen: "En dit zijn de wetverordeningen die u hen zult voorleggen …." De rechtsspraak wordt op transparante wijze aan het volk voorgelegd en gegeven. De individuen zelf regelen naar deze rechtsregels al hun geschillen. Wanneer er een conflict is, zal dit aan God worden voorgelegd (22:7).
Wat dit precies betekent, is niet helemaal duidelijk. Ging men oorspronkelijk naar een sacrale plek toe (de Sinaï bijvoorbeeld)? Of weten zij die de Openbaring hebben meegemaakt het hogere Godsbewustzijn in zichzelf op te roepen als onderlinge rechter (22:8)? De rabbijnen zullen er later de verklaring aan geven dat met 'god' (Elohiem), rechters worden bedoeld. Maar dit lijkt niet de eenvoudige betekenis te zijn. Soms wordt een geschil ook opgelost doordat een gelofte wordt afgelegd aan de Eeuwige tussen beide partijen (22:10), zonder tussenkomst van een derde menselijke partij. Al met al zijn deze wetten dus heel revolutionair. Niet in hun inhoud, maar in de handhaving. Die gebeurt geheel door de mensen zelf, ingegeven door het Godsbesef dat ze eerder op de Sinaï opdeden.
Hoe anders is het beeld dat wordt geschetst in het verhaal van Jitro, die Mosjé van de ochtend tot de avond bezig ziet (18:13 en volgende). Mosjé spreekt recht voor het volk – de hele dag door tot de avond. Blijkbaar is nu tussenkomt van een persoon nodig om recht te spreken in de vorm van de profeet Mosjé. Jitro stelt een ander systeem voor waarin profetie geen rol meer speelt, maar eerder een basis wordt gelegd voor een bureaucratisch systeem van ambtenaren. Via een systeem van duizenden rechters moeten de gewone alledaagse zaken worden behandeld – alleen de grote zaken worden nog door Mosjé zelf behartigd. Hoewel de rechters worden gekozen op hun goede eigenschappen: waarheid, moed en godvrezendheid, lijkt de oplossing van Jitro toch een stap terug. Toeval of niet, meteen nadat hij de bureaucratie in Israël introduceerde (als buitenstaander?), reist Jitro terug naar zijn vaderland Midjan …
Wat is er gebeurd? Waarom werkt het systeem van Misjpatiem, waaraan geen rechters of andere autoriteiten aan te pas komen, niet? Het antwoord is misschien te vinden in de openingswoorden van het gedeelte met de raad van Jitro: “En het was de volgende dag…" (18:13). Het was volgens de rabbijnen op Jom Kipoer, de dag nadat Mosjé van de berg afdaalde en de verzoening voor de zonde van het Gouden Kalf was voltooid. Het hoogverheven uitgangspunt van een geïnternaliseerd Goddelijk rechtsbesef in het individu bleek vooralsnog niet houdbaar. Vandaar dat een meer aards rechtssysteem nu ook moet toezien op de uitvoering van de rechtsregels. Misjpatiem herinnert ons aan de belofte van de Openbaring voor een volk dat geheel bestaat uit priesters en heiligen. Die hebben blijkbaar toch rechtsregels nodig en banale conflicten, maar weten deze wel vanuit hun eigen morele kompas bevredigend op te lossen. Geen wonder dat de wetsregels die in Dewariem worden behandeld al in de opening verwijzen naar een ambtenarij en rechters: "Rechters en opzieners/beambten zult u aanstellen in al uw stadspoorten die de Eeuwige, uw God, u geven zal, naar uw stammen; zij zullen het volk berechten met een rechtvaardige rechtspraak" (Dewariem 16:20).
Voor een contact met het Goddelijke zonder tussenkomst van derden, is het wachten op de messiaanse tijd wanneer iedereen weer rechtstreeks door God zal worden onderwezen (Jes. 54:13).
Sjabbat sjalom!