Zo, de vakantie zit er weer bijna op. Ik weet niet of u de ervaring ook heeft, maar ik vind vakantie erg vermoeiend. Zo enerverend, dat ik na terugkomst thuis het gevoel heb dat ik hard aan een vakantie toe ben. Het begint met kleine dingetjes – het gevoel de hele tijd onderweg te zijn. Dat heb ik al eens eerder meegemaakt – zo’n 40 jaar in een zanderige omgeving rondbanjeren, zonder een duidelijke eindbestemming. En als ik al die slechte matrassen en te zachte kussens waarop ik mij de afgelopen 3 weken te rusten legde, achter elkaar leg, dan krijg je een indrukwekkende sliert van enkele honderden meters. Merkwaardig genoeg lijkt het wel of de matrassen en kussens zachter (= slechter) worden naarmate je meer betaalt. Nee, geef mij maar een hard bed met een hard kussen ...
En wat ga je doen op vakantie? Want er bestaat unaniem overeenstemming ‘dat je iets moet doen’. Ikzelf begrijp niet goed waarom ik nu juist op vakantie iets moet doen. Iets doen doe je toch al het hele jaar? Enfin – je moet dus wat. Maar jij wilt naar A en je partner naar B. En je kinderen naar C. Wacht, dat is iets te optimistisch: kind A wil naar C, kind B naar D, kind C naar E en kind D naar F ... Uiteindelijk doe je dus iets wat niemand leuk vindt. Ja, je kunt zomaar een hele dag met je gezin optrekken om vervolgens het verwijt van je kinderen te krijgen dat “we niets leuks gedaan hebben vandaag”. En dan dat warme klimaat op je vakantiebestemming – ik krijg dan altijd nog minder zin om nog iets te doen. Je gaat bovendien te laat naar bed en wordt te vroeg wakker door het felle zonlicht. En je slaap was ook al niet olala vanwege die zoemende muggen die je lichaam al snel in een pokdalig maanlandschap veranderen.
Nee, ik ben altijd blij om weer thuis te zijn. Nu las ik ergens dat de terugreis altijd korter is dan de heenreis. Nou, blijkbaar ben ik dan een uitzondering in deze. De heenreis naar Israël vanuit Nederland is altijd al korter dan de terugreis: heen doe je er tussen de 4 en 4 ½ uur over, terug altijd ruim 5 uur. Hoewel dat ook sneller kan, maar daar hebben ze geen zin in, want dat kost extra brandstof. Deze keer was de terugreis al helemaal niet korter omdat ik bijna 3 uur vertraging had. Een technische storing met het vliegtuig, werd na 1½ uur wachten op geruststellende toon meegedeeld. Ze zijn zooo klaar met de reparatie. Jaja.
Maar ik mag natuurlijk niet klagen. Gelukkig hebben wij de mogelijkheid om relatief eenvoudig de hele wereld door te reizen – een voorrecht dat aan velen in heden en verleden niet is gegeven. Bovendien, zeg nou eerlijk – waar zie je nou zo’n auto?
Toch alleen in Israël? Het is de auto van Breslov-Chassidiem die al dansend en harde muziek uitstotend jou dichter bij het jodendom denken te brengen en daarmee de komst van de masjiach te bespoedigen.
Tijdens mijn vakantie in Israël was het onrustig op minstens twee fronten: het sociaal-economische en het militaire, door de herhaalde beschietingen van Zuid-Israël vanuit de Gaza-strook. Om met het laatste te beginnen: door de jaren heen ben ik er al aan gewend geraakt dat ik op mijn vakantie te maken krijg met onrust. De afgelopen jaren was er elke keer wat: de 2e Libanon-oorlog, de Gaza-operatie, de Gaza-ontruiming, grote aanslagen door Palestijnse terroristen, en nu dus weer eens massale beschietingen van Zuid-Israël. En dan is er de sociaal-economische tijdbom. De afgelopen 30 jaar heeft van Israël niet altijd een socialer land gemaakt. De welvaart is enorm toegenomen, alleen niet bij iedereen. Grote problemen zijn hierbij de kosten voor huisvesting en bijbehorende lasten en de prijzen van eten en drinken. En omdat vaak beide ouders werken om de kosten te kunnen opbrengen, zijn er weer extra kosten voor kinderopvang. Voor veel gezinnen gaat een substantieel gedeelte van het inkomen op aan huisvesting (inclusief hypotheek), eten en drinken, kinderopvang en overige vaste lasten.
En dus is men al ruim een maand aan het protesteren. Tuurlijk – de protesten worden door zowel de linker- als rechterkant van de politiek op soms cynische wijze gebruikt: links grijpt het sociale beleid aan om de regering ook op andere gebieden af te rekenen. Terwijl sommige rechtse partijen gewoon de boel op cynische wijze ontkennen: de café’s zitten vol, mensen hebben allemaal internet, maken reizen naar het buitenland – dus waar gaat het allemaal over? Natuurlijk zullen er ook wel beroepsklagers en demagogen onder de protesterenden zitten, maar echt niet allemaal. Laten we wel zijn: dit zijn de grootste protesten in Israël sinds de moord op Jitschak Rabin. Dus zal er toch wel iets aan de hand zijn?
Merkwaardig genoeg doen ook de doktoren mee. Honderden doktoren protesteren tegen de hoge werkdruk, de relatief lage salarissen en slechte werkomstandigheden. Tientallen specialisten schrijven zelfs ontslagbrieven als protest. Gaat het echt zo slecht met de Israëlische doktoren? Ik vind het moeilijk om een oordeel te vormen. Toevallig raak ik in gesprek op een vakantielocatie met iemand die als broeder in een ziekenhuis werkt. Hij zegt dat de specialisten in Israël inderdaad een hoge werkdruk kennen en relatief voor het aantal uren dat ze moeten draaien, onderbetaald zijn. Broeders en zusters worden relatief meer betaald en hebben minder werkdruk. ’s Avonds kijk ik op de bank samen met mijn vrouw naar een documentaire waarin een jonge vrouwelijke arts wordt gevolgd. Met verbazing kijken we ernaar. De vrouw wordt tijdens haar dienst in het ziekenhuis door de camera gevolgd. Een shift die uiteindelijk 24 uur zal duren, met daarin slechts tijd voor een kort slaapje van 40 minuten. Aan het eind van haar dienst is ze weliswaar aanspreekbaar, maar heeft ze door slaapgebrek motorische problemen – het wordt steeds moeilijker dingen vast te houden, de fijne motoriek laat het afweten. 24 Uur achter elkaar werken? Het blijkt vaker voor te komen – ze heeft nauwelijks een gezinsleven over: weekends, Sjabbat en feestdagen worden door haar werk opgeëist. Natuurlijk is het een mooi beroep glimlacht ze, maar ze is ook bang. Bang dat ze door oververmoeidheid een ernstige fout maakt. En bang dat de medische zorg in Israël op de rand van instorten staat. Wanneer de varkensgriep zich serieus ontwikkeld zou hebben, hadden we een groot probleem gehad, zegt ze vermoeid. De mensen in de zorg zijn allemaal vermoeid, opgebrand en aan het einde van hun krachten. Grote rampen zijn dan net die bekende druppel ... We zijn aan het einde van de docu beland. De jonge arts wordt opgehaald, want ze is niet meer in staat om naar huis te rijden. We zien nog even een shot waarin ze haar kinderen na ruim een dag weer terugziet en knuffelt op haar eigen vertrouwde bank thuis. Nee, ze weet niet of ze het leuk zou vinden als haar kinderen ook medici zouden worden ... Overdreven? Misschien, maar er is wel degelijk iets aan de hand.
Dan besluiten we op een avond om naar het tentenkamp van Rechovot te gaan, dat neergestreken is in het park naast het grote winkelcentrum – de canyon. Ik tel circa 40 tenten die in groepjes staan, maar misschien zijn het er meer. Tenten van verschillende grootte – sommige heel klein waar maar 1 of 2 personen in kunnen. Andere weer wat groter. En dan zijn er de supertenten – de villa’s onder de tenten, waar veel mensen in kunnen. Het blijken de gemeenschapstenten te zijn, waar de protesterenden samenkomen om te eten, te spelen of te praten. We zien ijskasten, een voormalige vrieskist voor ijsjes, televisies. Want er is blijkbaar stroom. Ook zien we enkele jongeren met kleine laptops op hun schoot. Ach, dat wil nog niet zeggen dat ze een huis hebben, denk ik.
Op één tentje is een soort CV van de bewoonster – Nogah – geplakt. Een jonge vrouw van 30 die op het pamflet uitlegt wat haar scholing is, haar inkomsten en haar uitgaven. En daarmee haar toekomstmogelijkheden. ‘Hm’, zeg ik, terwijl ik naar twee behaarde mannenbenen kijk die uit de tent van Nogah steken, ‘ze mag haar benen wel eens scheren’. Een paar tenten verder gaat het tentdoek ritmisch op-en-neer. Ik kijk er peinzend naar. ‘Dat is de ventilator’, zegt mijn vrouw. Verrek – het blijkt inderdaad een ventilator in de kleine tent te zijn die het doek heen-en-weer beweegt. Nu zien we pas dat elke groep tenten zichzelf een naam heeft gegeven. De een heet “De Stichters”, de ander “De Pioniers”, terwijl de derde groep zich “Vallei van de dauw” noemt, een naam die mij verder weinig zegt. En elke tent heeft een nummer, alsof het een huis in een straat is. Tent 8 in “De Stichters”, tent 3 in “Vallei van de dauw”, tent 5 van “De Pioniers”. In Israël liggen de verhalen op straat