De afgelopen weken lezen we in sjoel vooral over de bouw van het Misjkan (Tabernakel), de voorwerpen en priesterkleding. Wanneer we er wat meer op afstand naar kijken dan zien we iets interessants. Vanaf de Openbaring bij de berg Sinaï – waarbij elk individu voor even een mystiek-profetische ervaring had – lopen er twee paden die in wat volgt worden beschreven.
Het eerste is de weg naar de rechtvaardige samenleving via een wetssysteem. Het systeem wordt aan het volk gegeven en dat staat zelf garant voor de uitvoering ervan, vanuit een idealistische visie op de nieuwe mens/Israël die gelouterd uit de Sinaï-ervaring tevoorschijn is gekomen, zonder sporen van het kwaad dat aan de mens kleeft zoals eerder beschreven in Berésjiet. Elk individu heeft zelf een eigen rechter in ziel en hart die hem aan zal zetten tot het volgen van de juiste weg, gebaseerd op waarden als rechtvaardigheid en liefdadigheid. Dat is te zien aan wetten als het verplicht uitlenen van geld aan mensen in nood. Het feit dat iemand geen geld heeft om een schuld te betalen mag geen reden zijn om een lening niet te verstrekken. Ook rente mag niet genomen worden.
“Indien u geld uitleent – aan mijn volk, aan de arme bij u – dan zult u zich niet als een schuldeiser tegen hem gedragen: u zult hem geen rente opleggen. Indien u het kledingstuk van uw naaste tot onderpand neemt, zult u het hem voor zonsondergang teruggeven. Want dat is zijn enig kledingstuk, dat is het [enige] kledingstuk voor zijn huid. Waarin zal hij zich [anders] te ruste leggen?” (Sjemot 22:24-26).
Hoe anders in onze wereld. Lenen zonder rente? Droom lekker verder. En wie wel eens het programma over deurwaarders heeft gezien, kan vaststellen hoe weinig compassie er wordt opgebracht. Maar ja 'ze doen ook maar hun werk’ …
Of wat te denken van de volgende twee pittige opdrachten van de Tora: “Wanneer u een verdwaald rund of ezel van uw vijand aantreft, zult u hem deze zeker terugbrengen. En wanneer u de ezel van uw vijand ziet die onder zijn last is bezweken, zul je hem daar dan alleen mee laten zitten? U zult hem zeker helpen [met afladen]!” (23:4-5).
Je vijand helpen? Hij zoekt het maar lekker zelf uit! – zal de standaardimpuls zijn. Toch wordt je hier gedwongen de vijandigheid in ieder geval voor even op te schorten voor een hoger belang: er voor zorgen dat je geen sterke negatieve impulsen in je hart hebt tegenover anderen. En kijken wie je nog meer benadeeld in je vijandige houding – al is die misschien terecht –, bijvoorbeeld andere betrokkenen die het slachtoffer worden van een situatie waar ze geen deel in hadden. In dit geval de ezel die bezweken onder zijn last op de grond ligt. Het vereist zeker behoorlijk werken aan jezelf om dit allemaal in praktijk te brengen, zeker als onze natuurlijke impulsen eerder wraak, agressie en hardvochtigheid zijn wanneer een ander ons lijden heeft toegebracht. Of deze ander ons gewoon niet ligt, niet 'ons type' is, of wanneer er sprake is van 'botsende karakters'…
Het pad van de wetten voor de rechtvaardige samenleving is eigenlijk een uitvloeisel van één kant van de Openbaring – de tafelen met daarop de intermenselijke wetten – de geboden zes tot tien. Het wetssysteem moet een rechtvaardige samenleving borgen maar is daar niet zonder meer garantie voor. Jeruzalem werd verwoest doordat men alleen volgens de wet handelde zonder naar waarden te kijken die aan de basis van een rechtvaardig rechtssysteem moeten liggen. Als men alleen procedureel de wet volgt, afvinkt of iets wel of niet rechtmatig is volgens de premissen van het systeem zélf, dan is dat geen garantie voor een rechtvaardige samenleving. Daarom roepen de rabbijnen op om niet alleen te handelen volgens de wet, maar ook dingen te doen die de wet strikt gezien niet verplicht, maar wel in de geest van een rechtvaardige wetssysteem zijn.
Het andere pad loopt via een Tempel – een fysieke ruimte die Israël met het sacrale verbindt door het dagelijkse ritueel (twee vaste offers in de ochtend en avond, aansteken van de menora, wierookoffer, meeloffers, individuele offers, de toonbroden) in combinatie met de offers op speciale dagen als sjabbat en feestdagen. Hier voeren priesters minutieus de offerrituelen uit in heiligheid en reinheid. De details van de bouw van het Misjkan en vervaardiging van het interieur worden tot in de details beschreven. Net zoals de offerwetten en priesterwetten tot in de kleine details worden voorgeschreven, terwijl andere rituelen maar zeer summier worden beschreven. Denk aan de tefillien of de tsitsiet, de soeka of de sjofar, waar we weinig of niets over lezen.
Ogenschijnlijk is de Tempel / het Misjkan een aparte gebiedszone waar gewone Israëlieten ook grotendeels geen toegang toe hebben, zelfs niet als men de benodigde reinigingsrituelen ondergaat. Staan beide sferen echte helemaal los van elkaar? Het antwoord van de rabbijnen is te vinden in de nabijheid van het vers dat over het rechtssysteem gaat in Sjemot 21:1 (En dit zijn de wetten die u hen zult voorleggen…) en het eerdere vers over de wetten van een altaar in Sjemot 20:23 over het verbod om een trap met treden te maken bij het altaar uit oogpunt van zedelijkheid (ontbloten van de geslachtsdelen). Dit leert ons dat het Grote Sanhedrien – het hoogste gerechtshof dat wetten uitlegde en maakte – in het tempelcomplex was gezeten, in een ruimte in de buurt van het altaar.
Zo worden deze twee sferen met elkaar verbonden en doortrokken van de waarden die ten grondslag liggen aan de Tora: "Gerechtigheid, gerechtigheid zult u najagen…." (Dewariem 16:20) – een vers dat overigens ook wordt gevolgd door een referentie aan het altaar (16:21). De zonde van een afgodsboom (asjerah) planten bij het altaar van de Tempel, is vergelijkbaar met het aanstellen van een corrupte rechter, zeggen de rabbijnen. Ook de sfeer van de Tempel staat dus niet los van rechtvaardigheid.
Sjabbat sjalom!