Chanoeka is een populair feest – een feest van overwinning. Een overwinning die onverwacht is en niet per se tot de rationele mogelijkheden behoort: "U hebt de sterken in de handen van de zwakken gegeven, en de velen in de handen van de weinigen", zegt het ‘Al Hanissim’ dat we in de gebeden toevoegen. Een klein groepje dat ook nog eens vooral uitblonk op spiritueel-geestelijk gebied – rein, rechtvaardig, Tora-trouw – volgens dat zelfde gebed. Niet echt eigenschappen waar je direct aan denkt als je mensen uitkiest die goed kunnen vechten als soldaat … Althans, niet in de moderne tijd. Chanoeka als successtory met een happy-end: het verdrijven van de bezetters, de herinwijding en reiniging van de Tempel en autonomie. Alle reden dus om een feestje te bouwen.
In de praktijk was het allemaal wat minder rooskleurig. De overwinning op de Seleuciden had de Makkabeese priesters uit Modi'in een belangrijke positie gegeven in de periode die volgde op de crisis. Ze besloten op de zetel van de macht plaats te nemen als koningen, terwijl dat voor een priester uiteraard helemaal niet hoort. Alleen de stam Judah, uit de geslachtslijn van David, mag de koningen leveren voor Judea. In het Noordelijke Rijk dacht men daar anders over, maar goed dat is dan ook ten onder gegaan en uit de Joodse geschiedenis verdwenen, vertelt Tenach vanuit het perspectief van het Zuidelijke Rijk Judea.
De rabbijnen verwijten de Chasmona'iem dus dat ze op twee zetels willen zitten – de priesterlijke en de koninklijke – en zich daarmee met macht bekleden die hen niet toekomt. Maar, het probleem is in feite groter: de wonderbaarlijke terugkeer na de Babylonische ballingschap leidde weliswaar tot een vorm van autonomie onder de Perzen en de bouw van de Tweede Tempel, maar het Davidische koningschap werd tot dusver niet in ere hersteld. Door op de koninklijke stoel te gaan zitten werd dit pijnlijk zichtbaar voor hen die wachtten op het uitkomen van de profetieën van mensen als Jechezkel en anderen die een terugkeer van het Davidisch koningschap hadden voorspeld.
In praktijk liep het dus allemaal anders. Door de dynastie van de Makkabeeën was het herstel van het Davidische koningshuis verder weg komen te staan. Maar ook ontpopten de priester-koningen zich als leiders die het opeen best vonden om met de Griekse cultuur mee te gaan – anders dan hun eerdere opstelling. Of was de aanvankelijke anti-Hellenistische en compromisloze houding toch meer een politieke stellingname om mensen achter zich te krijgen voor een opstand, en minder ingegeven door religieuze motieven? Feit blijft dat de munten die sommige Makkabeese koningen maakten soms ook in het in het Grieks zijn beletterd en voorzien van niet-Joodse symbolen – een anker, een ster, een krans. Een voorbeeld van zo’n munt is hier te vinden.
Wat me bij de parasja van deze week, Wajigasj, brengt. Deze parasja wordt meestal rond of op Chanoeka gelezen. Ook hier een ogenschijnlijke successtory: Joseef verzoent zich met zijn broeders en brengt zijn hele familie naar Egypte, Gosjen, om daar zonder zorgen in overvloed te leven. Alleen ook hier lopen de zaken anders dan het rooskleurige beeld pretendeert. Allereerst heeft het vertrek oorspronkelijk een zeer tijdelijk karakter, het doorstaan van de vijf jaar van hongersnood nadat de eerste twee jaar verstreken zijn; in het totaal zou die immers zeven jaar duren (Bereesjiet 45:6-7). Het plan was dus dat de familie van Joseef samen met Jakov na die vijf jaar weer terug zou gaan naar Kenäan/Israël. Dat zegt God ook tegen Jakov in Beersjeva, vlak voordat ze het land verlaten richting Egypte: "Ik zal [zelf] met je naar Egypte afdalen en Ik zal je ook zeker weer doen opgaan [naar Israël] en Joseef zal met zijn hand je de ogen sluiten [na je sterven]" (46:4).
Maar ja, vijf jaar werden honderden jaren. En de bevoorrechte positie van de familie Jakov in Gosjen slaat om in één van benadeling, onderdrukking en slavernij. Mogelijk ook ingegeven door de uitbuiting van de crisis door Farao, waarbij hij Joseef gebruikt om de gewone Egyptenaren alles af te pakken en tot lijfeigenen van de Egyptische staat te maken. Eerst gaven zij al hun geld in ruil voor voedsel, daarna hun vee. En toen ze daarna al hun resterende bezittingen hadden 'opgegeten', verkochten zij hun land en zichzelf aan Farao in ruil voor voedsel. Ondertussen zat de familie Jakov rustig in Gosjen op kosten van Farao …
Kortom, het is belangrijk om op tijd de bakens te verzetten en de tijdsgeest aan te voelen. Een zegen in de ene periode kan negatief uitpakken generaties later. En uiteraard: behandel anderen zoals je zelf wil worden behandeld … Ook in een crisis.
Sjabbat sjalom!