Sinds kort geef ik een korte module jodendom aan de Universiteit van Tilburg. Al eerder schreef ik over mijn feilloze richtinggevoel. Maar een Tom-Tom kopen doe ik natuurlijk niet want dat vind ik geestelijk afstompend. Bovendien zijn er enge verhalen in de media over mensen die door het feilloze volgen van de aanwijzingen van het satelliet-geleide systeem zijn komen vast te zitten. Midden in een weiland, een doodlopend bergweggetje van waaruit je niet meer kan loskomen, een metroschacht, of opeens midden op een bouwterrein, in een wijk in aanbouw die officieel helemaal niet zou moeten bestaan. Nee, dan liever de routeplanner van internet. Jeetje, Tilburg – waar lag dat ook al weer? In Brabant, of was het Limburg? En wat was ook alweer de grote stad die daar het dichtst bij ligt? Eindhoven, Breda, Den Bosch of Nijmegen? Snel probeerde ik mijn topografische kennis te voorschijn te halen, maar deze liep enigszins vast. ‘Hoe kan dat nou’, dacht ik. Ik ben toch best slim?
Na enig nadenken had ik de oplossing gevonden: ik had de basisschool op het ultra-orthodoxe Cheider doorlopen. Omdat ik vrij vanaf de beginjaren op het Cheider zat, mankeerde het nog wel eens aan continuïteit van het seculiere onderwijs (ik formuleer het nu nog voorzichtig). Ik kan me vaag wel herinneren wat van die malle prikkaarten van Nederland gemaakt te hebben, maar of dat nou echt allemaal serieus overhoord en getest werd betwijfel ik ... En, we hebben het over de jaren ‘70 van de vorige eeuw toen Montessori-onderwijs – het soort onderwijs waarvoor het Cheider koos – errug vrij was. Als jij een half jaartje alleen wil gaan rekenen dan doe je dat toch gewoon! Dat je nauwelijks kon spellen of rekenen hindert niet. Bovendien: Tora-lernen was op het Cheider toch veel belangrijker dan seculiere kennis? Ik weet dan ook beter de weg in de Misjna, dan op de Nederlandse snelwegen – dat dan weer wel ... Niet dat ik deze manier van onderwijs per sé afwijs. Voor mij was het prima – veel beter dan het dwingende, bureaucratische keurslijf waarin de jonge kindertjes van tegenwoordig geperst worden, met alle bijbehorende Cito-terreur en leerlingvolgsysteem-gebla-bla. Maar tja die topografie van mij ... Of misschien ligt het gewoon aan het feit dat ik in Amstelveen opgroeide – de provincie van Amsterdam? Wie zal het zeggen?
Enfin – Tilburg bleek toch weer verder dan ik dacht. Omdat ik natuurlijk alweer bijna te laat zou vertrekken en mijn printer het niet deed, zat er niets anders op dan een korte samenvatting te maken van de route. Ik pakte een groen post-it papiertje en schreef enigszins overmoedig een synoptisch overzicht op van de belangrijkste snelwegen en secundaire wegen die ik nodig had. Ik zou beginnen bij de A2 – dat was makkelijk. Vervolgens moest ik van de routeplanner de A27 nemen, dan weer de A59, en dan verder gaan over een fijnmazig B-wegen-stelsel tot aan Tilburg. Snel pakte ik het papiertje en sprong de auto in, op weg naar mijn bestemming. Geheel volgens plan nam ik ergens bij Vianen de A27 ... Een rit langs boeiende plaatsen als Gorinchem, Werkendam en Raamsdonkveer lag in het verschiet ... Na een tijd gereden te hebben doemde Breda alsmaar op de verkeersborden op. Help – dan zit je toch al bijna in België! Ik voelde me zweterig worden. Tijd voor een noodplan. Snel belde ik mijn vriend op en deed in telegramstijl verslag van mijn probleem: ‘Luister-moet-naar-Tilburg-zit al-bijna-bij-Breda-Help!’. ‘Breda? Wat doe je daar nu weer – dan zit je verkeerd’, was zijn eerste reactie. ‘Nee ik zit niet ín Breda, maar bij Breda’, ‘maar ik moet naar Tilburg’. Rustig pakte mijn vriend zijn computer. ‘Niets aan de hand. De borden Breda zijn prima. Rustig maar – de afslag naar de A59 komt zo’. Gelukkig, alles zou goed komen, wist ik nu, en ik zou niet naar België hoeven...
Al snel doemde inderdaad de A59 op. En daarmee ook de talloze verwijzingen naar de Efteling – dat pretpark dat ik al jaren boycot. Dat brak me nu dus mooi op. Want opeens wist ik weer dat mijn vrouw altijd deze weg rijdt met onze kinderen en dit gebied dan ook op haar duimpje kent. Ze gaat namelijk het liefst meerdere keren per jaar naar de Efteling, waar ze tegenwoordig dan ook terecht een VIP-behandeling krijgt. Na een tijdje over B-wegen met veel flitsapparaten gereden te hebben, zag ik eindelijk Tilburg op de bordjes. Maar wacht eens – Tilburg bleek een ringweg te hebben. Is het een stad dan? Ik schatte het in voor maximaal 2x Amstelveen – niet meer dan dat. Al gauw bevond ik me in het industriegebied van Tilburg. Waar was die universiteit nou verdorie? Geen bordje te zien ... Een VVV-kaart bood uitkomst.
Ik bevond me inderdaad een behoorlijk eind van de universiteit af. Snel prentte ik de weg in mijn geheugen en stoof weg. Na een minuut of 10 was ik nog geen enkele verwijzing naar de universiteit tegengekomen. Ik toeterde om de aandacht te trekken van een auto even verderop. Met handgebaren probeerde ik duidelijk te maken dat ik iets wilde vragen en of-ie zijn raampje even wilde opendoen. Ik had het niet getroffen met de al op leeftijd gekomen bestuurder en diens even grijze eega. Enigszins verstoord keken ze me aan. Opnieuw begon ik te gebaren en te roepen. De man maakte een ‘ik-heb-niets-fout-gedaan-wat-wil-je-van-me-man’ gebaar en keek zijn vrouw licht geïrriteerd aan. Opnieuw probeerde ik hun aandacht te trekken, maar in hun blikken ontdekte ik dit keer pure angst. Zodra het stoplicht op groen stond, trokken ze dan ook met hoge snelheid op. Toen ik de moed al bijna had opgegeven, reed ik bijna tegen het hoofdgebouw van de universiteit aan ...
Een universiteit die veel groter bleek te zijn dan het gemiddelde winkelcentrum dat ik in gedachten had. Het duurde dan ook maar een dik kwartier tot ik het juiste gebouw gevonden had. De studenten zaten al gezellig pratend te wachten. Snel mompelde ik een excuus: ik kwam helemaal uit Nederland en ken de weg in het buitenland niet zo goed. ‘Hoe bedoelt u dat’, vroegen enkele studenten. Ik legde uit dat het voor een Amsterdammer best stressvol is om een verre reis te maken buiten de stadsgrenzen. En al helemaal als die buiten de Randstad gaat! Voorzichtig rijdend hou je dan de hand aan de vangrail – je zou zo maar van de aarde kunnen afvallen.
Geen grotere provincialen dan Amsterdammers ...