Het was een opmerkelijke Tisja beAw dit jaar in Israël. Eigenlijk moet ik zeggen een Asiri beAw (de Tiende Aw), want omdat 9 Aw op een sjabbat viel werd de vastendag één dag verzet, naar de zondag erna (22 juli). Zoals ik al eerder schreef, is het ironisch hoe de herinnering aan de verwoeste Tempel samenvalt met de strijd in de moderne staat Israël om de Klaagmuur. Vrouwen en niet-orthodoxe groeperingen eisen hun recht op om net als de orthodoxie hun gebedsdiensten op deze historische plaats te houden. Hoewel, historisch? In de Middeleeuwen lijkt men die Klaagmuur nog niet te kennen en bidt men op andere plaatsen, zoals de Olijfberg, die op de Tempelberg uitkijken.
De verdeeldheid kwam die zondag nog duidelijker aan het licht. Terwijl een groot gedeelte van het land vastte en stil stond bij de verwoesting van de Tempel in Jeruzalem 1948 jaar geleden, demonstreerden duizenden elders de hele dag voor de rechten van de LGHB-community in Israël. Directe aanleiding was de nieuwe wetgeving op draagmoederschap die homoseksuele mannen en koppels het recht ontzegt op het verwekken van een kind via draagmoederschap. Het protest was vooral geconcentreerd rond Tel Aviv – de hoofdstad van seculier Israël, dat zichzelf minder sterk en vitaal ziet dan decennia geleden. Want religie is tegenwoordig alom in Israël aanwezig.
Dan was er nog dat mysterieuze blok steen van honderd kilo dat bijna op iemand viel daags na de vastendag. De steen miste een vrouw die in het gemengde gedeelte bij de Klaagmuur stond, dat Ezrat Jisraël heet – als onderdeel van de tegemoetkoming aan niet-orthodoxe groeperingen. De hand van God om aan te geven dat niet-orthodoxe groepen niet welkom zijn bij de Muur – zoals sommige reageerders beweren? Of gewoon het gevolg van vochtigheid, planten die de stenen met hun wortels langzaam losmaken, of achterstallig onderhoud zoals anderen beweren?
Het onderhoud van de Klaagmuur is een onderwerp op zichzelf, want alles is heilig. Hoe moet je de Muur dan onderhouden? Daar wordt in rabbijnse responsa over geschreven. Zo vroeg men zich ook nu af wat men verder nog moet doen met de gevallen steen. Moet de steen bewaard blijven – door hem te begraven als in een soort Geniza – of mag/moet hij worden teruggeplaatst in de Muur? In het laatste geval moeten er wel gaten in de steen worden geboord en mogelijk pinnen aan worden bevestigd, hetgeen mogelijk een inbreuk op de heiligheid van de steen. Opperrabbijn David Lau, de rabbijn van de Oude Stad en de rabbijn van de Klaagmuur bogen zich over de kwestie. In de tussentijd wordt de steen bewaard in het kantoor van de rabbijn van de Klaagmuur.
Dan nog een mathematische vraag. Wat hebben de volgende cijfers met elkaar gemeen: 1290-1421-1492-2018? Hij is moeilijk, maar kenners van de Joodse geschiedenis zien het meteen:
1290 verdrijving Joden uit Engeland
1421 verdrijving Joden uit Oostenrijk
1492 verdrijving Joden Spanje
2018 Verdrijving Joden Deventer
Deventer – OMG! Wat onderbelicht is gebleven in deze pijnlijke gebeurtenis is het feit dat sinds het interieur van de sjoel in een A-Team busje werd meegenomen, de inwoners van Deventer hun spraak kwijt zijn. Er kan niet meer worden gecommuniceerd! Een soort Toren van Babel-fenomeen maar dan op eigen bodem! Dit filmpje laat zien wat hiervan de reden is. Tussen 2 minuut 12 en 2 minuut 15 is duidelijk te zien hoe de Joden van Deventer het alfabet en de cijfers meenemen uit Deventer, met alle gevolgen van dien. In Raalte is daarentegen sinds kort een spraakwaterval gesignaleerd …
Dat er overigens geen regels zouden bestaan over het verhuizen van een sjoel, zoals Fürstenberg claimt, is onzin. De halacha legt precies vast onder welke voorwaarden een sjoel mag worden verkocht en hergebruikt. Hoe om te gaan met het inventaris wordt ook beschreven. Ook voor het vervoer van een Tora-rol bestaan gebruiken. Volgens sommigen moeten er tien mannen aanwezig zijn die de rol begeleiden. Anderen vinden drie mensen ook genoeg, terwijl één persoon ook mag volgens weer andere rabbijnen. De Tora-rol moet idealiter in een extra omhulling worden vervoerd – afgezien van de mantel rond de rol dus – en daar wordt meestal een talliet voor gebruikt.
Het spektakel van Deventer drukt ons wel pijnlijk met de neus op de vraag wat er met de vele leegstaande sjoelgebouwen moet gebeuren, nu meer dan zeventig jaar na de oorlog. Leeg laten staan en niet gebruiken of verkopen lijkt mij een te makkelijke oplossing. Waarom niet om te beginnen jaarlijks een herdenkingsdienst in die synagogen voor de gemeentes die meestal door niet natuurlijke oorzaken aan hun einde kwamen? Vervolgens kunnen we nadenken hoe we sommige van deze gebouwen misschien als een soort ‘ambassades’ voor de nog levende naoorlogse Joodse gemeenschap in Nederland kunnen gebruiken.
Sjabbat sjalom!