Eén van de weekends van onze vakantie brachten we door in Ramat Rachel – ooit een kibboets ten zuidoosten van Jeruzalem, waar men op het land wilde werken uit ideaal. Al jaren echter wordt er weinig aan landbouw gedaan – behalve wat fruit – en verdient men vooral aan het toerisme. Er staat al jaren een leuk kibboetshotel met fraai uitzicht en ook de tuin met feestzaal is een populaire plek om te huwen (nee, ik krijg geen gratis kamer als ik dit hotel bij u aanprijs ...). Kortom, niets mis mee – ’s avonds koelt het flink af en het waait er altijd omdat het op een heuveltop staat. Eten was ook prima.
Omdat ik de obsessieve neiging heb om contact te zoeken met vrienden uit Nederland die óók in Israël op vakantie zijn, zaten we op Sjabbat-middag gezellig aan het zwembad met een goede vriend van me. Een vriend die in Nederland op zo’n 10-15 minuten afstand van mijn huis woont, waar ik regelmatig mee afspreek en die ik vaak aan de telefoon heb. Na een tijdje bij het zwembad gehangen te hebben en naar het uitzicht gekeken te hebben (ik heb het dan natuurlijk over de fraai gevormde heuvels van Jeruzalem ...), gingen we met zijn tweeën in de omgeving van het hotel lopen. Omdat hij net als ik universitair docent is, is geen enkel onderwerp neutraal of onbevangen en wordt er altijd iets geleerd / gelernd (beroepsdeformatie). "Weet je iets van de geschiedenis van deze kibboets af?", vroeg hij. "Wat niet weet wat niet deert", antwoordde ik. Voor je het weet zit je in een verhitte discussie met linkse of rechtse extremisten in Israël. Niettemin kreeg ik een korte uiteenzetting over de kibboets die altijd in de vuurlinie lag. Vernield in de Arabische opstand van 1929, in 1948 afgesneden van Jeruzalem en omsingeld door Egyptische en Jordaanse legereenheden werd de kibboets zwaar beschoten en verschillende malen ingenomen en weer bevrijd door de Israeli’s. Ook in 1967 viel men in de prijzen en werd men zwaar beschoten door Jordaanse artillerie. "Kom, laten we daar eens naar toe gaan", zei hij. "Waarom", wilde ik zeggen. Als ik me niet hoef te verplaatsen, doe ik dat ook liever niet – zeker niet in die hitte. Hij wist me mee te sjleppen naar een kunstwerk bestaande uit aangeplante olijfbomen in een groot veld, met in het midden drie grote, hoge betonnen pilaren (meer dan 10 meter), met daarop – u raadt het al – ook olijfbomen. Kijk zelf maar:
Dit fan-tas-tische kunstwerk is de schuld van Ran Morin die dit kunstwerk daar neerkwakte. "Het monument graag niet beklimmen", lazen we op een bordje beneden ons toen we al naar boven waren geklommen via de zijkant. Bovendien, er zijn toch trappen aan de andere kant – dus hoezo niet beklimmen?! Het idee van dit sculptuurtje is dat de olijfboom vrede en een voorspoedige toekomst symboliseert. Naar het monument leiden drie lange paden over het veld met olijfbomen.
"Kijk, daar is Bethlehem", zei mijn vriend de Gids, en hij wees naar de richting die eerder op de Sjabbat nog door mijn vrouw als Oost-Jeruzalem en de Oude Stad was geïdentificeerd. "En dat is een Arabisch dorpje, en dáár is de muur". Verrek – die muur. Ik had er zo niet opgelet, maar inderdaad konden we van de heuveltop waar het monument stond, de veiligheidsmuur zien. Na een tijdje gekeken te hebben, verscheen er een groepje Arabische jongens met een hondje. In het Engels knoopten we een praatje met ze aan, om vervolgens vriendelijk te bedanken voor het genereuze aanbod om de hond van hen te kopen. "Kom, we gaan", zei ik. Het was ondertussen laat geworden. Na het eten begeleidde ik hem naar de weg. Hij zou wel gaan lopen – mooie weg met mooi uitzicht. Onderweg zou hij wel een taxi aanhouden. We omhelsden elkaar bij het afscheid – hij zou die nacht teruggaan naar Nederland, maar ik pas een week of twee later. Gelukkig is er e-mail om weer met elkaar te kwekken ...
Nu zou u de indruk kunnen krijgen dat wij op Sjabbat zwemmen. Ik wil die indruk graag bevestigen, hoewel iedereen weet dat zwemmen één van de verboden bijbelse werkzaamheden is op Sjabbat (kuch). Vandaar dat we zeer streng te werk gaan. Ik laat me altijd afdrogen door een mooie Ethiopische vrouw. Daar staat volgens sommigen toch niet van vast dat ze écht Joods zijn (vandaar dat sommigen eisten dat ze een soort conversie pro forma ondergingen bij aankomst in Israël). Je zou zelf zo maar een hoofdhaartje kunnen uittrekken van je hoofd (plukken en oogsten) en water uit je handdoek persen (uitpersen van fruit, een afgeleide van de werkzaamheid van het scheiden van de graankorrel van zijn omhulsel). Door een mogelijk twijfelachtige Jood daarvoor te gebruiken omzeil je maar mooi een bijbels-verboden werkzaamheid! De natte handdoeken lieten we overigens dragen door een Druze – u weet wel uit de Galil. Zo’n handdoek is namelijk gewoon muktze, daar kan je toch niets meer mee doen? Laten drogen mag niet (werkzaamheid van wassen, plus water verdampen = koken), uitknijpen al helemaal niet (zie hierboven). Tja, dan blijft er nog het douchen over na het zwemmen. Niet zo eenvoudig – mag je wel op Sjabbat je hele lichaam wassen in water, en dan ook nog in warm water? Om de eerste vraag te beantwoorden: wij wassen nooit het hele lichaam in zijn geheel onder de douche op Sjabbat. Eerst één arm, dan de andere, dan een been, dan weer een ander been, dan pas het hoofd etc. Wat betreft het warme water. Hoe is dat water warm geworden? In Israël zijn daar 2 systemen voor die op Sjabbat minder problematisch zijn dan een geiser op gas (vuur!). Een elektrische boiler die automatisch water verwarmt in grote hoeveelheden en een boiler op zonne-energie (in de zomer). Omdat er strengere meningen zijn die zulke systemen tóch verbieden, laten we de kraan altijd aan- en uitzetten door een Arabier of Russische Israeli met verdachte afkomst.
Waarom schrijf ik dit? Omdat ik me vreselijk erger aan het hypocriete gedoe van een sjabbesgoi (ook de slaaf en de vreemdeling mag in de Tora niet werken op Sjabbat) en het gebruik van Joden in hotels als serveersters en obers – die vaak Ethiopisch of Russisch zijn. Dat is toch gewoon werken op Sjabbat, alle rabbijnse foefjes ten spijt? Ze krijgen er toch gewoon geld voor – het is toch geen vrijwilligerswerk? Sterker nog, een vrome vriend van me vertelde dat in de zomer zijn jesjiva omgetoverd werd in een guesthouse voor gasten en dat de jesjiva-jongens daar als ober fungeerden voor lóón!
Uiteraard wel volgens halachische regels waardoor dat zou mogen. Maar voor mij hoeven die foefjes en trucjes niet. Laten we écht een rechtvaardige samenleving maken. Want dáár gaat Sjabbat om!
Sjabbat sjalom!
NASCHRIFT
Het heeft natuurlijk wel iets dubbels. Ik zit zelf in hotels op Sjabbat en klaag daarna over het feit dat men gebruik maakt van Joodse en niet-Joodse bediening. Maar in feite denk ik dat massa-toerisme zoals wij dat kennen niet in overeenstemming is met de bijbelse idee van Sjabbat. Maar wat dan wel, nu het toerisme wel een feit is. Dan maar geen hotels op Sjabbat? Ik denk niet dat dat per sé de oplossing is. Wel zou je de bediening zo veel mogelijk kunnen beperken - dan maar buffet waar iedereen alles zelf pakt - incl. borden, bestek, eten etc, dus geen voorgedekte tafels, en zelf je borden terugbrengen als je klaar bent met eten.
En betalen: tja daar zou toch eigenlijk ook iets op gevonden moeten worden. Wat weet ik niet precies. Eigenlijk vindt er toch gewoon handel plaats op Sjabbat? - jij betaalt, zij leveren iets: eten en diensten.