Na drie weken met feestdagen keren we langzaam weer terug naar het gewone leven. Nou ja, gewoon … Never a dull moment. Zo was er het interview in de Volkskrant met mijn goede vriendin Tamarah Benima, zo’n twee weken geleden.
Velen in mijn omgeving vonden dit een stuk met een te pessimistische visie – ikzelf ook. Enkele quotes geven een idee van de sfeer: “Het Jodendom in Europa staat er slecht voor”, “Europa is geen joods centrum meer (…) Alleen nog in Israël en Amerika zijn we prominent aanwezig”, “Voor de meeste joden is religie niet relevant”, “Velen zitten nog steeds ‘ondergedoken’”, “Europa heeft de joodse beschaving over de heg gegooid”, “Er is geen perspectief. De vraag: Moeten we al vluchten? Waar gaan we dan heen?’ is nooit ver weg onder joden. In Nederland, in Engeland, in Frankrijk.” Verder zijn de synagoges bijna leeg, jonge mensen komen er niet meer; moeten we bang zijn voor de islamisering van Europa; en God speelt geen rol in het hedendaagse Jodendom. Zoiets ongeveer.
Hier en daar is er tussen de regels door ook wel ergens wat licht zichtbaar, en laat Tamarah zien hoe ze het graag anders had gezien. Zo zou ze meer zichtbaarheid van Joden in het publieke debat willen zien als het gaat over “orgaandonatie, kroongetuigen of #MeToo.” Hierin heeft ze natuurlijk gelijk – maar dat ligt toch ook aan institutioneel Joods Nederland zelf, dat het niet nodig vind de publieke ruimte te zoeken anders dan voor zaken die met beveiliging en antisemitisme te maken hebben. Belangrijke zaken, maar zeker niet het enige belangrijke waarover iets vanuit Joods perspectief te zeggen valt. Ook zou ze – ik lees opnieuw tussen de regels door – het positief vinden als Joodse rituelen en feestdagen meer zichtbaar en bekend zouden zijn in de publieke ruimte en niet-Joodse wereld.
Inderdaad was dat voor de oorlog anders, maar kennis an sich van religie – ook de christelijke – is natuurlijk enorm afgenomen in Nederland. Vaak weet de gemiddelde Nederlander nauwelijks nog iets van het christendom, laat staan wat Jom Kipoer of Loofhuttenfeest is. Laten we beginnen met meer betrokken te zijn op de andere in Nederland aanwezige religies en actief deel te nemen aan de religieuze dialoog. Laten we op het niveau van een sjoel de mensen uit de buurt ééns per jaar uitnodigen om een dienst bij te wonen. Een open sjoeldag.
Ze heeft ook gelijk wanneer ze constateert dat secularisatie en het gemengde huwelijk een einde hebben gemaakt aan het traditionele Jodendom van vroeger. Maar beide processen begonnen al vér voor de Tweede Wereldoorlog, zoals Tamarah zelf schrijft. In feite wijst ze op de confrontatie met de moderniteit, die voor het Jodendom een crisis opleverde waar we helaas (gedeeltelijk?) nog in zitten. Ook het christendom worstelt in Europa nog steeds met de secularisatie en moderniteit. Daar kunnen we van alles van vinden, maar we kunnen de tijd niet terugdraaien en volgens mij zouden weinig Joden dat willen, misschien de ultra-orthodoxie uitgezonderd. Want we moeten het verleden zeker niet idealiseren. Het was een zeer hiërarchische samenleving met een vergelijkbare Joodse gemeenschap waarin nauwelijks oog was voor diversiteit en het afwijkende. Als arme (of vrouw) bestond je nauwelijks als individu – alle goedbedoelde armenhulp ten spijt.
Tamarah zelf zegt dit zo: “Als mensen niet meer bij een kerkgenootschap hoeven aan te kloppen omdat ze arm zijn, of voor ziekenzorg, onderwijs of bejaardenzorg, omdat de overheid dat beter regelt, wordt de kerk versmalt tot ‘geloof’. Als dat wegvalt, valt alles weg. Bovendien hebben mensen zich door de anticonceptiepil weten te onttrekken aan de religieuze angstcultuur en hebben ze door te reizen andere spirituele mogelijkheden gezien.”
Oftewel: de seculiere sociale natiestaat – en zeker de verzorgingsstaat – heeft veel mensen méér gegeven en vooruitgeholpen dan de religieuze instituten die eeuwenlang de scepter zwaaiden. Tamarah zal het hier geheel mee eens zijn, want het gaat haar erom hoe bij de “duurzame en rechtvaardige economie en samenleving te komen.” Daar zouden we vanuit Joods oogpunt serieus naar moeten kijken. En zo sociaal betrokken is de samenleving in Israël nu ook weer niet …
Dit alles maakt Tamarah’s uitspraken zeer relevant. Want de vraag hoe de Joodse identiteit en religie vorm te geven in de moderne tijd en samenleving, specifiek de 21ste eeuw, is een prangende vraag die antwoord behoeft. Elke nieuwe ontwikkeling leidt weer tot nieuwe antwoorden; elke periode heeft haar uitdagingen en crisis. Alleen duurt deze crisis al enkele eeuwen, eigenlijk al vanaf de zeventiende eeuw. Maar laten we Tamarah zelf nog eens aan het woord laten: “Alleen nog in Israël en Amerika zijn we prominent aanwezig.” De prominente Joodse aanwezigheid in zowel de VS als Israël is zelf het gevolg van die ontmoeting met de moderniteit en de geformuleerde antwoorden daarop: emigratie naar de veilige Nieuwe Wereld met zijn kansen (de VS), en de terugkeer /wederkeer naar de nationale roots en het land Israël, die het zionisme bepleitte. Maar er zullen nog wel andere antwoorden bestaan.
Dat een revival van het religieuze mogelijk is, zien we buiten Europa, waar religie nog springlevend is – hoewel niet altijd / vaak niet in een wenselijke vorm. Dat religie voor de meeste Joden niet relevant zou zijn, wordt weersproken door de terugkeer naar het Jodendom (Chazara biTesjoewa) in het westen die vooral vanaf midden jaren zestig tot circa de jaren negentig van de vorige eeuw succesvol was. En door de revival van religie in Israël, hoewel de gekozen religieuze vormen niet echt westers zijn en vaak vrouwonvriendelijk, exclusief, en niet altijd dialogisch. Ook dat kan anders, dat erkent Tamarah ook. Alleen ziet zij als voorwaarde voor een religieuze revival een bewustzijnsverruiming voor “de overgrote meerderheid van mensen.” Hierbij geholpen door “bewustzijnsverruimende technieken waarvan je niet ziek wordt: nieuwe pillen, elektronische stimulatie van hersengebieden.” Misschien kan dit ook anders …
Dat sjoel nauwelijks nog om een geloofsbeleving gaat, lijkt me juist – hoewel niet voor de orthodoxie. Maar de meeste Joden die naar sjoel gaan doen dat uit sociale redenen: om elkaar te ontmoeten, bij te kletsen, het ervaren van een veilige omgeving, en een plek van gelijkgestemden. Dat het voor veel Joden niet om God lijkt te gaan, is ook juist. Maar opnieuw niet voor de orthodoxie (hoewel ook daar mensen soms op de automatische piloot leven). Ook dit lijken mij twee belangrijke uitdagingen: hoe maken we een sjoelbezoek iets meer dan een sociale happening? En hoe maken we van God weer iets van “ultimate concern” (P. Tillich)?
Belangrijke vragen, die een weldoordacht antwoord verdienen. Maar somberen is niet de oplossing. Er gebeuren ook veel mooie en nieuwe dingen in het hedendaagse Jodendom. L’Chajim!
Sjabbat sjalom!