Wanneer u deze column leest zijn Poeriem en de gemeenteraadsverkiezingen alweer achter de rug. Ik weet niet welk van de twee gebeurtenissen voor u grappiger was, want ook bij de verkiezingen is er ommekeer: de winnaars van vier jaar geleden zijn nu verliezers, en de verliezers van toen zijn nu winnaars. Eén van de kenmerken van Poeriem is de humor, die bij de verkiezingen echter volledig ontbrak. Humor is vaak ook een omkering, een overdrijving of parodie op het normale. Dat maakt het nu juist zo leuk! Vroeger bestond er een mooi gebruik om een Poeriemrebbe aan te stellen. Dit was een figuur die de hele Poeriem met iedereen de draak mocht steken, wel binnen bepaalde grenzen uiteraard. Ook verschenen er geschreven parodieën onder namen als “Poeriem-Traktaat”, waarin in Talmoedisch jargon een persiflage werd gegeven van het Talmoedische en rabbijnse genre. Ook hier werden de grenzen wel in het oog gehouden en probeerde men toch onder de vele grappen en immitaties een serieuze ondertoon te bewaren.
Ik schrijf ‘vroeger’ omdat deze fenomenen eigenlijk nauwelijks nog bestaan in de (ultra-)orthodoxe wereld. Gevoel voor humor heeft men nog nauwelijks, hetgeen een veeg teken is. Lachen om en met rabbijnen vind men allang niet okay – het zijn immers de plaatsvervangers van God op aarde! Chassidiem geloofden altijd al dat hun rebbe bezield was met de Heilige Geest, en het is dan maar de vraag of je erg lachen kan met die Geest. Maar ook het doorgaans meer rationele Lithuaanse jodendom is tegenwoordig ‘bevuild’ met theologische concepten als ‘daat Tora’, een concept dat inhoudt dat Tora-geleerden de wijsheid in pacht hebben over alle onderwerpen in de wereld, maar over jodendom in het bijzonder. Ze kunnen zich dan ook nooit vergissen – en de rabbijnen uit eerdere generaties zijn al helemaal halve goden, dus die zitten er natuurlijk ook nooit naast. Net als het leerstuk van de onfeilbaarheid van de paus zie je ook dit idee laat opkomen: eind 19e eeuw en voornamelijk in de 20e eeuw. Vooral de laatste 50 jaar viert het leerstuk van ‘daat Tora’ hoogtij.
Traditioneel bevat ook de Joodse pers rond Poeriem veel witzen, met nieuwsberichten die als grap, persiflage of imitatie zijn bedoeld. Bij mezelf merkte ik dit jaar echter iets nieuws: het wordt steeds moeilijker om een Poeriemgrap van echte berichten te onderscheiden! Neem nu het NIW (nr 20, p. 5) van afgelopen week, met de Sjabbat-tandenborstel, een tandenborstel waarmee je op Sjabbat gewoon je tanden kan poetsen zonder halachische problemen. Tja, het zal wel een grap zijn, maar – verdorie – ze zijn er toch toe in staat?! Ik ken wel voorbeelden van andere narrisjkeit die helaas echt is. Neem de ‘gescheiden buslijnen’ bijvoorbeeld. Ook heb ik me ooit laten vertellen dat een rabbijn een verhandeling hield over het al of niet toegestaan zijn van neuspeuteren op sjabbat, vanwege het per ongeluk uittrekken van neushaartjes. Maar misschien is dat ook wel een oude Poeriemgrap?
Of neem het bericht dat het Sinai Centrum zich nu ook gaat concentreren op de verkoop van kosjer vlees uit het buitenland, en dat allemaal onder de bezielende leiding van Binjomin Jacobs, Opperrabbijn van Nederland en de Waddeneilanden – Amsterdam uitgezonderd. Tja het zal wel een grap zijn, maar ook de productie en verkoop van brood, wat wèl al een tijdje echt gebeurt, is natuurlijk niet één van de kerntaken van een instituut voor mensen met problemen met hun geestelijke gezondheid. En als ik de berichtgeving in de media omtrent het Sinai-centrum een beetje volg de laatste weken, zou ik zeggen: schoenmaker hou je bij je leest, en daar hoort brood ook niet bij! Bovendien is het natuurlijk een vorm van oneerlijke concurrentie door mensen die patiënten zijn, brood te laten maken. Heeft ook iets Middeleeuws / 19e-eeuws als je het mij vraagt ...
Ook in de Israëlische pers las ik berichten waarvan je eigenlijk niet weet of het nu een grap is of niet. Zo las ik dat met de Pesach en de zomer in aantocht er een nieuwe uitvinding is die het ultra-orthodoxe Joden makkelijker moet maken om met de goddeloze El-Al te vliegen. Goddeloos omdat er tijdens de vluchten allerlei films vertoond worden met een zeer onzedelijk karakter (mij was het niet opgevallen, maar goed...). Daarom de oplossing – een flexibele, opklapbare afscheiding in de vorm van de Hebreeuwse letter chet (ח) die de vrome om zich heen kan draperen en zo niets hoeft te zien van de film voor hem. Grap of echt waar?? Ze zijn er toe in staat, denk ik dan weer ...
Overigens was EL-AL enkele jaren geleden al begonnen om de films te kuizen en expliciete beelden van naakt er uit te halen om de gevoelens van orthodoxe Joden niet te kwetsen – dat meen ik me althans te herinneren uit een eerder krantenbericht. Ik moest hierbij denken aan een film uit de jaren tachtig – volgens mij heette die de Bachelor-party – waar de vrouwen de mannen die uit hun dak willen gaan op het vrijgezellenfeestje een poets bakken. Dit doen ze door allerlei pittige fragmenten weg te halen uit de films, die de mannen gekozen hadden om de avond ‘op te vrolijken’. Elke keer, net als het spannend begin te worden, slaat de film een stukje over tot grote frustratie van de bruidegom en zijn vrienden ...
Waar niet meer gelachen kan worden, staat niets meer ter discussie en is alles even serieus. Vaak gaat een dergelijke sfeer gepaard met onverdraagzaamheid, het schenden van rechten van anderen en een klimaat waarin angst en wantrouwen floreren. Om te lachen moet je wel vertrouwen in elkaar hebben - anders wordt een grap al snel opgevat als een belediging, die al even snel kan ontaarden in een gewelddadig conflict.
Dat het ook anders kan, heb ik in mijn eigen tijd in de ultra-orthodoxe wereld beleefd. In mijn jesjiwa waren genoeg mensen te vinden die humor hadden en waar een grap okay was – zelfs als die een (licht) erotisch getinte lading had. En ook was er kritiek op sommige rabbijnen. Zo zei men eens over een bekende rabbijn die in zijn boeken zich zeer sterk laat inspireren door de Maharal van Praag (Jehoeda Löw, 16e eeuw), het volgende: “ja, die denkt dat hij de leer van de Maharal verkondigt, maar in werkelijkheid zegt hij de leringen van diens Golem”. In het Jiddisj klonk dat natuurlijk beter: “joh, er meint er zogt die Toires von der Maharal, ober in emmesen zogt er die Toires von sein Goilem”. Best grappig toch?