Terwijl er in Israël al weer stemmen opgaan om de sjoels te sluiten, moeten in Nederland de meeste synagogen nog open gaan. Daar wordt weer veel over gelernd: hoe gaan we open, welk protocol wordt gehanteerd (inschrijven vooraf), wel mondkapjes verplichten of niet, et cetera. Dat de discussie in Joods Nederland niet erg harmonieus verloopt, konden we lezen in het NIW van enkele weken geleden – gerommel in de PC (de Permanente Commissie van het Nederlands Israëlietisch Kerkgenootschap) zelf, geruzie met de mediene, enfin. En hoewel het rabbinaat zich er intensief mee bemoeide, lijkt de conclusie nu dat elke sjoel zelf beslist wanneer en hoe men precies opengaat. Veel heeft het overleg dus niet gebracht, maar misschien is wat meer individuele vrijheid van de respectieve synagogen hoe dan ook gewenst – los van de coronacrisis. De vraag is ook of dit een halachische kwestie betreft, waarin rabbijnen een uitspraak moeten doen.
Over het algemeen lijkt het me voldoende om te stellen dat de Joodse traditie het leven zelf als hoogste waarde ziet, en dat we daarom best wat voorzichtiger mogen zijn dat de landelijke richtlijnen (“gevaar weegt zwaarder dan een gewoon verbod” – chamira sakanta me'issura – stellen de rabbijnse bronnen). Maar dat maakt corona nog geen echt halachische kwestie (wél een ethisch-morele overigens). In Israël leidt bemoeienissen van rabbijnen met de coronamaatregelen ook niet altijd tot positieve ontwikkelingen. Zo stelde de gezaghebbende Oriëntaalse rabbijn Mutspi volgens de website van Srugim dat dat “men mensen zonder mondkapjes uit de sjoel moet verdrijven – het zijn moordenaars.” En: “Wee hen, over drie maanden is het de dag van het Oordeel (Rosj Hasjana, lm), waarop de drie boeken worden geopend.” Ik vraag me af of dit de insteek moet zijn …
In ieder geval kunnen we hieruit wél afleiden dat rabbijn Mutspi stelt dat het dragen van een mondkapje in sjoel een halachische verplichting is. Verplicht deze uitspraak nu iedereen, of alleen Sefardiem, of alleen volgers van rabbijn Mutspi? En trekt het virus zich daar vervolgens ook nog iets van aan? Kortom, als een rabbijn stelt dat een mondkapje níet nodig is, blijft het virus dan weg? En ben je dan dus beschermd als je deze rabbijn volgt? Of is het, bijvoorbeeld, zuiver een kwestie van aerosolen die, zoals Maurice de Hond stelt, tóch de grote verspreiders zouden zijn, zodat een mondkapje dus verplicht hoort te zijn? En moeten Joden in de diaspora de uitspraken van rabbijnen uit Israël in deze volgen of hun plaatselijke rabbinaat? Kortom in deze wat absurde vraagstukken kan men geraken als men van alles een puur halachisch probleem maakt.
Maar we kunnen wel nog even verder gaan, voor de discussie. Als we gevaar volgens de halacha tot het uiterste dienen te voorkomen – een op zichzelf juiste stelregel – dient zich wel de vraag aan hóe ver we daarin moeten gaan. In de gewone pre-corona wereld hielden we ons veel minder bezig met gevaar in de context van ons handelen – hoewel daar inderdaad kanttekeningen bij kunnen worden geplaatst. Maar niemand heeft nog gezegd dat het beter is voor mensen boven de zeventig om helemaal niet meer naar sjoel te komen. Immers het gevaar dat ze op weg naar sjoel vallen en iets breken of betrokken raken bij een verkeersongeval als voetganger – iets dat statistisch gezien waarschijnlijk is – weegt niet op tegen de plicht om in gemeenschap bidden. Op zichzelf kan men de gebeden namelijk ook rustig thuis zeggen.
En mag men nog wel met de auto op vakantie, gezien het feit dat vliegen veiliger is? Moet je bij een autorit altijd de kortste route kiezen om het gevaar te beperken? Mag je skiën, zwemmen, paardrijden of elke andere activiteit die tot gevaar kan leiden? Zouden we niet elke winter tijdens het griepseizoen moeten kiezen voor de anderhalve-metersamenleving en zo jaarlijks duizenden jaarlijks redden? Mag je eigenlijk wel werk kiezen waarbij gevaar aanwezig is – en belangrijker hoe definieer je gevaar eigenlijk – subjectief of objectief en volgens welke methode? En om het nog iets ingewikkelder te maken: hoe nemen we hierin minder tastbare gevaren mee als luchtvervuiling, klimaatopwarming et cetera? Een uitdaging om dit met de bestaande halachische kaders op te lossen, maar toch niet onbelangrijk om stil te staan bij de gevaren die door ons handelen worden gecreëerd.
Een andere, minder wenselijke uitkomst van de discussie over de opening van de sjoels in Nederland is het feit dat meer zichtbaar wordt dat gender-gelijkheid in de context van sjoel niet prominent aanwezig blijkt. Voor de dertig personen die aanwezig mogen zijn, wordt vooral de voorkeur gegeven aan de heren – die zijn immers verplicht allerlei rituelen uit te voeren. Je had juist verwacht dat een crisis de eenheid benadrukt. Maar ook kinderen onder dertien zijn niet welkom, een negatieve boodschap naar de volgende generatie in een gemeenschap die demografisch gezien toch al onder druk staat. Je zou idealiter willen dat die dertig personen eerlijk worden verdeeld over mannen, vrouwen en kinderen. In de Joodse traditie zijn hiervoor genoeg aanknopingspunten te vinden. Zo was de Sinaï-ervaring er ook een van mannen, vrouwen en kinderen samen. Ook staat in Dewarim 31:10-12 dat de Tora elke zeven jaar aan het volk moet worden voorgelezen, en daarbij wordt benadrukt dat ook vrouwen én kinderen aanwezig moeten zijn.
Dan is er nog het racisme-debat. Wie het interessant vond, kon zich verdiepen in Johan Derksen – of beter, in hetgeen waar hij voor staat. Of iemand wel of niet racist is, is niet interessant. Evenmin zie ik veel in het brandmerken van mensen als antisemieten. Het is veelal een kijken naar de wereld vanuit de luxe van de meerderheid en de norm, of die nu man, wit of niet-Joods is. En dus gaat het gewoon om de gave je te kunnen verplaatsen in de ander. Wie tot de meerderheid behoort en daarmee (bijna) nooit het gevaar loopt het slachtoffer te worden van uitsluiting, kijkt vanuit deze bevoorrechte positie naar de ander, de minderheid, het 'afwijkende'. En dus gaat het gewoon om fatsoen en empathie, zoals strafrechtadvocate Natacha Harlequin in verschillende indrukwekkende media-optredens probeert te benadrukken.
Rest nog de vraag welke rol de Joodse gemeenschap in Nederland in dit debat moet spelen. Zoals ik eerder al schreef in mijn blogs zie ik hierin wel degelijk een rol voor ‘ons’. Een wereld zonder antisemitisme is alleen te realiseren in een wereld waarin níemand wordt gediscrimineerd of uitgesloten. Bovendien zijn we verplicht stil te staan bij het lot van anderen – de Tora benadrukt vaak ethische wetten door naar de bevrijding uit Egyptische slavernij te verwijzen. 1 juli is het Keti Koti, misschien is het een idee om daar ook vanuit de Joodse gemeenschap iets mee te gaan doen. En te erkennen dat ook Joden betrokken waren bij de slavenhandel in de zeventiende eeuw. Daar hoeven we niet voor te vrezen – we zijn moreel sterk genoeg om met kritische blik naar het verleden te kijken. Verder kunt u nog dit artikel lezen over het overlijden van wijlen prof. Zev Sternhell, onderzoeker van fascisme en criticaster van de staat Israël en een personage wiens overlijden ook in de Nederlandse pers vrij veel aandacht krijgt. Of we het met Sternhells kritiek eens zijn, is minder belangrijk – het is goed om altijd alert te zijn ten aanzien van het eigen handelen, uiteraard zonder in zelfhaat te vervallen.
Sjabbat sjalom!