Voor me ligt het machzor uit Amsterdam, gedrukt door Proops in 1793 – een geschenk van een vriendin van me. Eigenlijk als ik preciezer zou zijn, is het een machzor voor Jom Kipoer avond aangevuld met Jotsrot – speciale gebeden die op deze dag worden toegevoegd aan het ochtendgebed. Ellenlange stukken waarmee we in Nederland al een tijdje gestopt zijn om ze te zeggen. Maar vroeger werden die allemaal gewoon gebeden.
Op de prent die aan het begin van het boek is afgedrukt zie je een gravure van de Misjkan, de tabernakel. We zien het rokende altaar met daarbij een figuur die op de sjofar blaast, om aan te geven dat we ons in de Hoge Feestdagen bevinden. Of is het toch geen sjofar? Bij de uitvergroting van de foto zou het zomaar ook een soort trompet kunnen zijn. De Tora schrijft immers voor dat we op bijzondere dagen op de trompetten moeten blazen wanneer we de offers op het altaar brengen: "En op uw vreugdedagen, op uw feesten en op uw Nieuwemaansdagen zult u een stoot op de trompetten geven bij uw brandoffers en vredeoffers; zij zullen u dienen om u in gedachtenis voor uw God te brengen…" (Bemidbar 10:10).
Als we verder goed kijken zien we bovenin een ander figuur, de Hogepriester, die in het Allerheiligste van het Heiligdom de rituelen van Jom Kipoer verricht zoals voorgeschreven in hoofdstuk 16 van Wajikra. We zien de voorhangsels allemaal geopend zodat het aanwezige publiek kan meekijken met wat er in het Allerheiligste gebeurt.
Hoewel dit helemaal niet uit Wajikra 16 valt af te leiden – integendeel zelfs, daar lijkt het te gaan om de Hogepriester zelf die solitair voor de Eeuwige staat op deze plek, op deze ene dag per jaar – volgt de gravure hier de Talmoedische traditie die stelt dat bij sommige gelegenheden de voorhangsels alle werden geopend opdat het volk kon meekijken. Volgens deze traditie zag het volk dan de heilige cherubijnen die de vorm hadden van twee mensen – man én vrouw. Indien alles in harmonie was tussen de wereld, Israël en God, dan zag het volk de beide hemelse wezens verstrengeld als in de seksuele gemeenschap tussen de aardse man en vrouw. Was God ontevreden dan zag men beide wezens met de gezichten van elkaar weggedraaid.
Of dit openen van de gordijnen op Jom Kipoer ook wordt beschreven in de rabbijnse literatuur weet ik zo gauw niet; dat zou ik nader kunnen uitzoeken. Onderaan zien we het volk uitbundig de handen in de lucht heffen of zich op de grond neerwerpen – een duidelijk gevoel van ontlading als de rituelen hun werk hebben gedaan …
Het dikke gebedenboek enerzijds en de gravure met de verwijzing naar Tenach anderzijds, brengen me op de gedachte dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend is dat de manier waarop we al 1950 jaar Jom Kipoer vieren, iets uithaalt. Immers, waar zijn alle Tempelrituelen gebleven? Volgens de Tora is vasten mooi en tesjoewa (inkeer) ook, maar zonder offers lukt de verzoening echt niet. De offers in het Allerheiligste van de Tempel en het wegzenden van het zondebok die alle zondes van Israël wegdraagt uit de gemeenschap, de woestijn in, bewerken de verzoening. Iets anders niet.
Blijkbaar hadden de rabbijnen de moed om na het grote trauma van het jaar 70 – misschien wel vergelijkbaar met de Sjoa voor ons – gewoon verder te gaan alsof er niets gebeurd was. Terwijl je evengoed kan volhouden dat verzoening voor Israël na 70 een gepasseerd station is en dat er alleen maar een culminatie van zondes plaatsvindt nu de verzoenende rituelen ons ontnomen zijn. Toch wilden en moesten we verder. En zo vervangen we de Tempelrituelen met het zitten in sjoel, het lezen uit de Tora en de vele gebeden opzeggen en zingen (ook een soort offer van je tijd?). En het vasten uiteraard.
Maar er zullen er vast zijn geweest die deze theologie van de rabbijnen als nieuwlichterij hebben benoemd en misschien wel uit nihilisme en wanhoop de stekker uit het Joodse project haalden. We lezen in sommige rabbijnse bronnen immers over priesters die in de vlammen springen van de brandende Tempel – een metafoor voor het niet meer zien van een toekomst zonder Tempel. Elders lezen we ook over mensen die geen vlees en wijn meer dronken na de verwoesting van de Tempel.
Kortom, wat wij nu doen is helemaal niet zo vanzelfsprekend en het product van een moedige keuze en een grote geestelijke inspanning en originaliteit. Mensen reageren nu eenmaal heel verschillend op een catastrofe – opnieuw kunnen we aan de Sjoa denken. Sommigen kozen ervoor juist een gezin te stichten en Joodse kinderen op de wereld te zetten. Anderen juist voor het tegenovergestelde door bewust met niet-Joodse vrouwen te huwen, opdat de ramp zich nooit meer zou kunnen herhalen in hun familie.
We moeten daar niet over oordelen. Maar, laten wij ook moeite doen om meer te halen uit de Hoge Feestdagen en minder op de automatische piloot te varen (ik spreek in ieder geval vooral voor mezelf). Opdat we energie en inspiratie halen uit deze bijzondere dagen!
Sjabbat sjalom!