Het was weer een woelige tijd. Vorige week werd mijn auto weggesleept. ’s Avonds was ik ergens in Amsterdam-Zuid een paar uur op bezoek. Bij terugkomst vond ik geen auto waar ik hem verwachtte. Een surrealistische ervaring. Ik had hem toch daar neergezet – dat wist ik zeker. Althans … Na een paar keer door de straat heen-en-weer te hebben gelopen, kwam ik tot de conclusie dat de auto weg was, nada, foetsie. Gestolen of weggesleept, concludeerde ik na enig nadenken. Weggesleept leek me waarschijnlijker, want ik stond op een plek die niet helemaal kosjer was: er was een driehoekvlak op de grond … Aan de andere kant was deze straat de afgelopen tijd een bouwput geweest met steeds wisselende parkeeraanwijzingen, tijdelijke parkeerverboden et cetera.
Maar wat nu, de politie bellen? Internet heb ik niet op mijn telefoon, dus ik besluit een hulplijn in te zetten in de vorm van mijn beste vriend. Enigszins geagiteerd leg ik hem de situatie uit. O, sta je in die straat – daar ben ik pas óók weggesleept. Ook ’s avonds, en z’n auto stond daar maar een half uurtje. Dan zal mijn auto ook wel weggesleept zijn, besluiten we samen. Maar hoe krijg je je auto weer terug? Waar haal je die info vandaan? Rustig geeft mijn vriend een nummer van de gemeente Amsterdam. Ik bel op en leg de situatie uit. “Nou, laten we hopen dat de auto is weggesleept en niet gestolen”, zegt de vrouw vriendelijk. Na enig wachten volgt de ontknoping.
Mijn auto is inderdaad weggesleept. “Want u stond op een verdrijvingsvlak.” “Een wat?!”, vraag ik – mezelf manend om kalm te blijven. “Verdrijvingsvlak?” Ik overweeg even om een overzicht te geven van de verdrijvingen van Joden vanaf de oudheid tot het heden, maar besluit dat dat waarschijnlijk weinig zal helpen. Nog steeds vriendelijk legt de mevrouw uit dat de auto hinder of gevaar opleverde en daarom is weggesleept. Uiteraard is dat complete quatsch, maar discussiëren heeft weinig zin. Ik wil gewoon mijn auto zo snel mogelijk terug. Ik krijg een adres door waar ik de auto kan ophalen. De mevrouw kan mij niet uitleggen waar dat precies is – “Ergens bij het Amstelstation”, zegt ze, nog altijd vriendelijk.
Dan maar weer mijn vriend bellen, die me de route uitlegt. Het is ondertussen na tienen als ik mijn vrouw bel en haar vraag me op te halen, zodat we samen mijn auto kunnen gaan ophalen – lekker romantisch … Na enig zoeken vinden we het depot waar weggesleepte auto’s worden gestald. De kosten blijken 373 euro te zijn – een immens hoog bedrag. Na enig papierwerk, het overleggen van legitimatie en de betaling kunnen we vertrekken. Ik krijg nog wat paperassen mee over de mogelijkheid in beroep te gaan tegen het wegslepen en de boete. “Heeft dat zin”, vraag ik de dame van het depot. “Nee dat niet”, antwoordt ze ongeïnteresseerd. Hoe moet een toerist eigenlijk zijn auto terugvinden, vraagt mijn vrouw – als het mij al moeite kost de informatie te bemachtigen. “Tja”, zegt de vrouw en haalt haar schouders op.
Enfin, ja, ik stond op een plek waar je eigenlijk niet mocht staan. Maar moet je daarom worden weggesleept; is een boete niet voldoende? Waar is de redelijkheid en billijkheid – de verkeersveiligheid was totaal niet in het geding. Welke boodschap geeft de (semi-)overheid hier nu mee af aan de burger: straffen moeten redelijk en billijk zijn, of draconische, onredelijke maatregelen zijn helemaal ok? Eigen schuld, dikke bult … Gaat dat de participatiesamenleving brengen? Het wegslepen van een auto zou echt beperkt moeten blijven tot uitzonderingen, situaties waarin de auto iets belangrijks versperd of gevaar oplevert. Niet om de gemeentekas te spekken met bedragen die in geen enkele proportie staan tot de overtreding.
Nee, je kunt je auto beter op het plein voor de Klaagmuur parkeren. Althans als het een dure auto is … Ruim twee weken geleden was er ophef in Israël over een pr-stunt van Ferrari, dat vanwege zijn zeventigjarig bestaan een tour door Israël hield met twintig mooie bolides. De twintig peperdure auto’s werden op het plein voor de Kotel geparkeerd om vandaar de tour te beginnen, of zoiets. Volgens Ferrari zou de rabbijn van de Kotel, rabbijn Rabinovich, aanvankelijk toestemming hebben gegeven, maar deze verklaarde later dat er een fout was gemaakt en dat hij nooit toestemming had gegeven. Volgens de Western Wall Heritage Foundation – de stichting die de Kotel beheert – zou Ferrari hen misleid hebben, hetgeen Ferrari weer ontkende. Enfin, ik ben er niet bij geweest maar lees het artikel zelf maar.
En dan was er ook nog Project P in het hoge noorden van ons land (of is het noorden tóch een zelfstandig autonome entiteit?). Project P weet alles van democratie en onze grondrechten, vandaar dat ze anderen het recht op demonstreren ontnemen. Het eigenaardige is dat niemand stilstaat bij de verdere uitholling van het demonstratierecht, die al enige tijd aan de gang is in ons land. Dr. B. Roorda schreef in 2016 een dissertatie (die ik niet heb gelezen) met de titel Het recht om te demonstreren en schrijft daarin onder andere, op pagina 452-453:
“Artikel 9 Gw beschermt het recht tot betoging en daarmee ook het recht tot tegenbetoging. Algemeen wordt aangenomen dat op autoriteiten de verplichting rust om demonstraties alsook tegendemonstraties te faciliteren en te beschermen. Een demonstratieverbod vanwege de enkele aanwezigheid van tegendemonstranten of ‘hostile audience’ en een daarmee samenhangend risico op ordeverstoringen is niet toegestaan.”
Het is daarom opmerkelijk dat men vanuit Den Haag andere signalen afgeeft, zoals minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren (D66), die volgens nu.nl begrip wil kweken voor Project P:
“Ollongren noemde het demonstratierecht ‘heilig’, maar is blij dat de intocht verder zonder problemen is verlopen. ‘Daar ging het uiteindelijk om. Misschien is dat wel het allerbelangrijkste’.”
Tja zo kan je elke demonstratie wel verbieden want het allerbelangrijkste is dat alles rustig blijft. Ook de woorden van de premier lijken – met alle respect – de essentie te missen:
“Premier Mark Rutte toonde zich zaterdag opgelucht met het intrekken van de demonstratievergunning. Wat je niet wilt is dat kinderen geconfronteerd worden met boze demonstranten”
Als het om werkelijk wezenlijke zaken gaat, mag (en moet?) je kinderen juist met ongemakkelijke zaken confronteren. Democratie is niet de wil van het volk, en ook niet de wil van de meerderheid zonder rekening te houden met de onvervreemdbare rechten van minderheden en individuen. Met de uitholling van dit soort zaken hebben Joden slechte ervaringen gehad in het verleden. Uit naam van ‘het’ volk …
Sjabbat sjalom!