Bij mijn recente bezoek aan Israël viel het me opeens op hoeveel jonge mensen een tatoeage hadden. Het gaat vooral om jonge volwassenen tot een jaar of 35. De voormalige Veronica-doelgroep zal ik maar zeggen. Chinese tekens, draken, adelaars of andere voor mij onbekende symbolen blijken populair te zijn en worden vooral aangebracht op de schouders, de nek en bovenrug, enkels, polsen en bovenarmen. En wat mij ook opviel: het zijn vooral vrouwen die zich laten tatoeëren. Of lijkt dat alleen maar zo, omdat ik vooral naar vrouwen kijk en minder naar mannen? Dat was althans de uitleg van een vriend die ik met dit – in mijn ogen – opmerkelijke feit confronteerde.
Tatoeages hebben onder Joden vaak een beladen imago. Allereerst vanwege de Tweede Wereldoorlog, waarin Joden door de Duitsers uit minachting een nummer op hun arm kregen getatoeëerd. Maar ook vanuit het oogpunt van de traditionele Joodse religieuze cultuur liggen tatoeages niet echt goed. We lezen immers in de Tora: “... en ingekerfde tekens zult u niet op uzelf aanbrengen – Ik ben de Eeuwige” (Wajikra 19:28). Dit verbod staat in een wijder verband van verboden ten aanzien van het lichaam. We lezen eerder in de Tora over het verbod om de randen van het hoofdhaar rondom te scheren, de uiteinden van de baard niet te vernietigen (je moet ze dus blijkbaar laten groeien) en het verbod om je lichaam in te krassen als teken van rouw (Wajikra 19:27-28).
Wat is de reden van het bijbelse verbod op een tatoeage? Volgens sommigen is er geen reden – het is God’s wil en we moeten niet te veel vragen stellen. Gewoon niet doen dus. Volgens Maimonides heeft het verbod iets met afgodendienst te maken. In bijbelse tijden gebruikte men namelijk tatoeages om aan te geven dat je als het ware een dienaar was van een bepaalde (af)god. Immers, ook slaven kregen een tatoeage. De Tora wil in haar strijd tegen de afgodendienst ook dit soort van praktijken verbieden.
Wie de rabbijnse bronnen bestudeert, ziet dat het verbod op een tatoeage genuanceerder ligt dan men meestal denkt. Volgens één mening is een tatoeage alleen verboden als het een afgodische inscriptie betreft, maar niet zomaar een tatoeage. Bovendien zijn er meningen die alleen letters verbieden, maar niet tekens of afbeeldingen. In de latere halachische bronnen worden tatoeages echter in het algemeen verboden, zonder nuancering. In de moderne tijd wordt het onderwerp opnieuw relevant door de grote populariteit in de hedendaagse Westerse cultuur. Op Internet vindt je relatief veel materiaal over het verbod op tatoeages, dat volgens de schrijvers ‘helaas niet bij iedereen bekend is’. Ook ontstaan er nieuwe vragen: wat moet een proseliet doen die toen hij/zij nog niet Joods was een tatoeage heeft laten aanbrengen, maar daar zich nu, na te zijn uitgekomen, ongemakkelijk bij voelt? Moet deze verwijderd worden?
Een vriend kent een vrouw die – toen ze nog christen was – na het overlijden van haar vader een groot kruis op haar rug had laten tatoeëren. Na haar uitkomen heeft ze de tatoeage door middel van een serie behandelingen laten verwijderen. Mag je met een tatoeage wel het mikwe - het rituele bad in? En vormt dit geen afscheiding (chatzitza) tussen het vrouwelijke lichaam en het water? Wat moet een man doen die een tatoeage op zijn arm had, vroom werd en nu tefillien over de tatoeage heen moet leggen? Opnieuw rijst de vraag of dit geen afscheiding (chatzitza) vormt tussen het lichaam en de tefillienriemen. En mag een tatoeage zo maar weggehaald worden met behulp van een laser, terwijl dit ook weer littekens op het lichaam kan achterlaten? En hoe zit het met permanente make-up – bijvoorbeeld wenkbrauwen of lippen – die ook min-of-meer op een tatoeage lijkt? Veel vragen waarop ook antwoorden te vinden zijn: Wie zich erg ongemakkelijk voelt met zijn tatoeage mag (maar moet niet!) die verwijderen, zelfs met het risico littekens te veroorzaken. Een tatoeage is geen afscheiding voor het mikwewater of de tefillienriemen. En hoewel veel rabbijnen permanente make-up verbieden, schijnt recent rabbijn Ovadia Josef te zijn teruggekomen op zijn eerdere verbod. Indien een vrouw permanente make-up wil aanbrengen ter verfraaiing van haar lichaam, dan hoef je daar niet tegen te protesteren, omdat er meningen zijn die het verbod beperken tot alleen schrifttekens of afgodische symbolen. Bovendien schijnt permanente make-up niet zo permanent te zijn, maar slechts enkele jaren goed te blijven. Duidelijk is wel dat er een grote kloof gaapt tussen het seculiere Israël en het meer traditionele, religieuze gedeelte van de Staat Israël. Voor deze laatste groep staan tatoeages voor al het kwaad uit de niet-Joodse cultuur in verleden en heden. Zegt de Talmoed niet al over de slechte koning Jehojakim dat hij een tatoeage van een afgod op zijn geslachtsdeel had aangebracht? (zie Sanhedrien 103b). En de Westerse cultuur geeft de mens volledig eigenaarschap over zijn lichaam, met alle geperverteerde gevolgen van dien, van abortus tot een vrije seksuele moraal.
Hoe zal deze cultuurstrijd eindigen? De filosoof Leibowitz had zich al jaren geleden pessimistisch uitgelaten over de kloof tussen beide kampen. Uiteindelijk zal men niet meer met elkaar eten en huwen, somberde hij. De seculiere Israëli’s omschreef hij ook wel als ‘gojim die Hebreeuws spreken’. Daarentegen zijn juist de sterk messianistische groeperingen (Chabad, Breslov, Kook) in de basis positief gestemd. Dit zijn de laatste seculiere stuiptrekkingen vóór de komst van de Masjiach, waarna iedereen orthodox wordt. Vandaar dat men zich alle mogelijke moeite getroost om mensen te bekeren. Door zichtbaar aanwezig te zijn in de publieke ruimte en op het internet, door educatief materiaal uit te delen op kruispunten van drukke straten, in legerkampen of op scholen. Want de toekomst zal glorieus zijn ... Sehen muss ich, zeiden wij altijd.